Prunus as an alternative to smoking utensils

Auteur:
Don Duco

Original Title:
Prunus als alternatief voor rookgerei

Année de publication:
2018

Éditeur:
Amsterdam Pipe Museum (Stichting Pijpenkabinet)

Description :
Discussion of a wide variety of pipes made of prunus wood intended as a cigar holder or tobacco pipe and made in different styles influenced by the French as well as by the German model.

Dit artikel behandelt de houten pijp waarvan wij nauwelijks iets weten, die van weichselhout en aanverwante zachte houtsoorten gemaakt. Het betreft een grondstof die twee eeuwen lang met wisselend succes is gebruikt. De behandeling van deze zachthouten pijpen zou op vele wijzen mogelijk moeten zijn, maar blijkt door gebrek aan kennis en inzicht steeds lastig. Primair zijn de houtsoorten niet exact te duiden, simpelweg omdat hout determineren nu eenmaal geen eenvoudige opgave is. Daarnaast lopen de pijpen qua vormgeving en productietechniek sterk uiteen waardoor een indeling naar soort of vervaardigingwijze slecht mogelijk is. Zelfs het land van herkomst is vaak niet aan te geven, laat staan de streek. Qua variatie bestaan er kopieën van pijpen uit andere materialen maar ook vindingen gebaseerd op de eigenschappen van de grondstof. Tenslotte laat zich nauwelijks een chronologie herkennen. Kortom, het gaat om een boeiende maar lastig te presenteren materie.

Het hout voor deze zachthouten pijpen is afkomstig van verschillende boomsoorten die tot de familie van de rosacea behoren. De aanduiding prunus is bij ons het meest bekend en deze houtsoort kwam al in een eerder artikel ter sprake.[1] De Nederlandse naam hiervan luidt weichselhout, de Fransen spreken van mérisier, in het Engels cherrywood. De hier besproken pijpen zijn allemaal van zacht vruchtenhout gemaakt al blijft het soms onduidelijk of het prunus is of een andere soort. Wanneer in 1843 een uitgebreide publicatie over het pijpenmaken verschijnt, worden in dat boekje maarliefst twintig bruikbare houtsoorten voor pijpen besproken.[2] Dat geeft aan hoe geliefd de houten pijp dan al is. Onder die soorten neemt de prunus een tamelijk ondergeschikte plaats in. Reden is dat deze houtsoort veel sap bevat die een onprettige bijsmaak geeft en waarvan de pijproker niet gediend is. Pas wanneer men er in slaagt het hout goed te bereiden, weet men het smaakprobleem op te lossen. Het andere gebrek namelijk de duurzaamheid van de bast wordt tegelijkertijd verholpen. Al snel daarna komt weichselhout voor tabakspijpen in de gratie. Bij het productieproces maakt drogen, een stoombehandeling en meer deel uit. Resultaat is een prachtige grondstof al ruik je bij de eerste keren roken de lucht van de vruchtbomen nog altijd, maar dat heeft geen negatieve invloed op de smaak.

In dit artikel wordt een brede variatie aan tabakspijpen en sigarenhouders behandeld die onder rokers grote populariteit kregen. Naast eenvoudig gebruiksgoed gaat het ook om curiositeiten. Die laatste soort pijpen werd altijd al als verzamelwaardig gezien, maar had zeker ook een gebruikswaarde. Niet verwonderlijk dus is een onevenwichtige groep bewaard gebleven waarbij de rookpijpen sterk in de minderheid zijn want eenmaal in gebruik genomen brandt de pijp vroeg of laat door. Dit artikel is een eerste inventarisatie van deze materiaalgroep. De bespreking begint met de eenvoudigste producten, de sigarenpijpen. Daarna komen de tabakspijpen aan bod. Dat deel valt in groepen uiteen: de rookpijpen gerelateerd aan de Franse nijverheid, doorgaans sterk gestroomlijnd, gevolgd door de meer bombastische Duitse exemplaren. Tenslotte wordt ingegaan op volkskunstig snijwerk en figurale curiositeiten die het meest kenmerkend zijn voor de zachthouten pijp. Het slotwoord vat samen en roert nog enkele algemene zaken aan. Het is de bedoeling dat dit artikel de weichselhouten rookpijp als product op de kaart zet en bewijst dat het een gerespecteerde materiaalgroep is geweest. Daarbij zal vaak blijken dat de achtergrondkennis nog mager is. Met dit artikel als uitgangspunt zal deze kennis in de komende jaren zeker nog verder aangescherpt worden.

Sigarenhouders van weichselhout

De meest simpele weichselhouten pijp is de rechte sigarenhouder in Nederland tip of tipmodel genoemd. De Fransen spreken van fume cigare, de Engelsen van cheroot tip. In Duitsland noemt men deze Spitzen of Zigarrenspitzen. Het gaat om een buisvormig pijpje met de binnendiameter van de sigaar en aan het andere eind een gesneden mondstuk. Duurdere exemplaren zijn voorzien van een separaat mondstuk van slijtvast materiaal. Restjes takhout zijn de grondstof voor deze pijpen, stukjes hout die gezien hun beperkte lengte voor andere doeleinden niet meer bruikbaar zijn. Wanneer de productie industriematiger wordt uitgevoerd standaardiseert de diameter en lengte zich en worden ze zelfs onder een modelnummer als massa-artikel verkocht. Door de sigarenhouders assorti te leveren, omzeilt de fabrikant het probleem van strikte standaardisatie. Indertijd kosten zij bijna niets en dienden vooral om de sigarenpeuk volledig te kunnen oproken.

01-18.023-sigarenhouder-weichsel-2
Afb. 1. APM 18.023
02-16.951-sigarenhouder-weichselhout
Afb. 2. APM 16.951

In de categorie tip-modellen zijn ook chiquere varianten gemaakt. Bewijzen daarvan zijn weichselpijpen voorzien van een luxe mondstuk van barnsteen. Soms heeft zo'n pijpje nog een extraatje gekregen als een optisch glaasje, een modefenomeen tussen 1870 en 1910. Bij het ene exemplaar is het glaasje in de dop aangebracht die het mondstuk beschermt. Losgedraaid kan die dop als een soort verrekijker worden gebruikt (afb. 1). Bij de andere sigarenhouder zit het glaasje in het nokje bovenaan (afb. 2) en dit is extra speciaal omdat dit onderdeel kan bewegen en twee verschillende poses laat zien van een vrouw in negligé. Door dit knopje snel in te drukken ontstaat een bewegend beeld. De speciaal voor deze pijpen vervaardigde verzilverde schroefdraadbusjes onderstrepen de seriematige productie. Dergelijke sigarenhouders waren de luxe loot en de gebruiker wist daarmee de aandacht op zich te vestigen. Vooral bij sigarenhouders geldt dat door het weichselhout de rook milder smaakt en dat compenseert de bittere peukensmaak.

03-18.025-hout-sigarenhouder-rustiek
Afb. 3. APM 18.025
04-00.570a-hout-sigarenhouder-weichsel-1
Afb. 4. APM 570a
05-00.570b-hout-sigarenhouder-hoornspits-1
Afb. 5. APM 570b

Een ander genre is het product van de scheppende fabrieksarbeider met een vrijere vormgeving. Zo bestaan er rustieke, handgemaakte tipmodellen met een grotere variëteit die ook sterker het handwerk benadrukken (afb. 3). Zij zijn vooral afkomstig uit de kleinere werkplaatsen waar de productie nog niet seriematig plaatsvond. In dezelfde stijl worden ook sigarenhouders uit stukjes tak en twijghout gemaakt die een kop en een steel hebben met een bepaalde steelhoek. Hier is de vertakking van het hout uitgangspunt voor het eindproduct. Twee eenvoudige voorbeelden laten een pijpje met afstaande ketel zien (afb. 4) en een exemplaar met een ketel rechtop (afb. 5), ook wel aangeduid als oogbrandersigaar. Een Duitse catalogus spreekt van Skat, een benaming die vermoedelijk betrekking heeft op de rustieke afwerking.[3] Hoewel sterk overeenkomstig is het eerste exemplaar eenvoudig, het bestaat uit één stuk hout met een simpel aangevijld mondstuk. De bast van de grondstof bepaalt hier de uitstraling van het product. Het andere exemplaar is verder van zijn schors ontdaan en heeft een separaat hoornen mondstuk gekregen en door dit meerwerk is de pijp luxer. De houtjutters waren er uiteraard op bedacht dat grillige stukken hout voor die categorie pijpen juist geschikt waren.

06-16.378-hout-sigarenpijp-takhout-1
Afb. 6. APM 16.378

Speels is natuurlijk een zeer lange sigarenhouder die oogt als een tabakspijp met een ovale ketel, hielmarkering en lang recht roer (afb. 6). Dat zeker van vakmanschap sprake is, wordt bewezen door het gegeven dat de pijp uit één stuk hout is gemaakt, de ketel uit een dikkere tak, de steel uit een vertakte twijg. Heel geraffineerd werd hier zelfs nog voor een hiel gezorgd. Voor dergelijke toevalsvondsten uit de natuur had de negentiende eeuwse roker veel belangstelling. Mogelijk is bij deze pijp geen sprake van weichselhout maar een andere vruchtenhout. Hier speelt het probleem van de houtdeterminatie dus weer op.

07-21.968-hout-weichsel-sigarenhouder-1
Afb. 7. APM 21.968
08-22.283-weichsel-wapenpijp-1
Afb. 8a. APM 22.283
08-22.283-weichsel-wapenpijp-4
Afb. 8b. APM 22.283

Functioneler en minder fantasierijk zijn de zogenaamde Hammer Spitzen (afb. 7) eveneens van takhout gemaakt, maar tweedelig die met een opstaande kop en separate steel het silhouet van de tabakspijp sterker benaderen, maar qua vorm veel weg hebben van een timmermanshamer. Zij bestaan in alle lengtes van kort en handzaam zoals de afgebeelde tot een halve meter lengte toe! Bij de oudste exemplaren draait de steel met een schroeftap in het keteldeel en is sprake van vakmanschap, bij de latere klemt deze zich met een eenvoudige gladde tap vast. Het afgebeelde exemplaar heeft aan de ketelbasis nog een buffelhoornen schroeftap om het tabaksvocht weg te laten lopen, een zogenaamde Abguss. Voor de sigarenrokers waren vooral pijpen met een grote steellengte nuttig want zij bevorderden de milde smaak van de sigaar, zeker wanneer de roker de neiging had te driftig te trekken. Uiteraard gold ook hier: hoe langer de steel hoe koeler en smaakvoller de rook.

Deze hamervormige pijpen waren al vroeg in productie. Daarvan bewijst een model van grote luxe (afb. 8). Bij die pijp is aan de voorzijde van de ketel in een ovaal een familiewapen uitgesneden en dat is met een ongelofelijke fijnheid gebeurd. Wel een bewijs dat weichselhout zich voor gedetailleerd snijwerk weldegelijk goed leent. Twee van dergelijke pijpen bleven in dezelfde boedel bewaard, beide op de steel van een etiket voorzien waarop de familienaam die bij het wapen hoort. Zij zijn een bewijs dat de elite de mode van de weichselhouten pijp volgde, maar wel een hoge fijnheid verlangde. Merkwaardig is dat één wapen aan een Franse familie toebehoort, de andere is van een Duits geslacht. Daarmee houden zij het raadsel waar dergelijke pijpen gemaakt werden in stand.

09-18.021-weichselhout-gesteck-1
Afb. 9. APM 18.021
10-18.327-weichsel-sigaar-1
Afb. 10. APM 18.327

Gecompliceerder van vorm en dus lastiger te maken is de zogenaamde Gesteckpfeife. Zij is opgebouwd uit onderdelen die in elkaar worden geschroefd. Het gaat om een kop, een zak of onderstuk, een opgaande steel vaak met een flexibel stukje afgewerkt en vervolgens een mondstuk. Een mooi voorbeeld daarvan is een sigarenpijp waarbij de kenmerken van het hout met de specifieke bast goed tot zijn recht komen (afb. 9) en die uit meerdere delen bestaat. De eigenaar kreeg deze pijp in 1895 met Sinterklaas cadeau en schreef dat op de pijp. Die datering is van belang omdat zij het bestaan van dergelijke producten in die tijd bewijst. Curieus aan deze pijp is vooral de wijze waarop de houtdraaier de onderdelen die standaard in andere materialen worden uitgevoerd hier zorgvuldig in hout heeft nagedraaid. Opvallend zijn vooral het knopenmondstuk en de schijf of roos in de steel die normaal van buffelhoorn en een plak hertshoorn worden gemaakt. Al met al is dit product voor onze Hollandse begrippen wel heel bombastisch, al behoorde de pijp met zekerheid aan een Nederlandse roker toe.

Een veel eleganter product maar evenzeer ingebed in de industrie van het weichselhout is een meerdelige sigarenpijp uitgevoerd met een volledig verticaal silhouet (afb. 10). Een speels element die deze pijp chique maakt is de uit het hout gedraaide krul onderaan de pijpensteel die na het draaien met stoom is gebogen en de onderzijde van de pijp mooi afrond. Ook dit product laat zien hoe fijn weichselhout kan worden afgedraaid met een bijna fluweelachtige huid als resultaat. Om een maximale rookkwaliteit te waarborgen heeft deze sigarenpijp een ketelinzet van blokmeerschuim gekregen. Het is een professioneel voorwerp waarin de sigarenliefhebber zijn peuken met alle comfort kon oproken. Zij zijn gemaakt in een centrum waar houtdraaiwerk een hoog niveau had bereikt.

De hier afgebeelde en beschreven tien sigarenhouders tonen een grote variatie. Zij zijn zowel kort als lang met een horizontaal als met een verticaal silhouet en lopen van bombastisch tot zeer verfijnd. Duidelijk is dat de sigarenroker dus een ruime keuze aan zachthouten alternatieve pijpen geboden werd. Het voorkomen van deze pijpen stemt overeen met de pijpen die toentertijd in het wingebied van het weichselhout populair waren. Door verkoop naar elders werden deze pijpmodellen ook in andere streken geliefd. Hoe dat productie- en verspreidingspatroon precies in elkaar zat is nu niet meer vast te stellen.

Weichsel tabakspijpen

Het is verleidelijk te denken dat de eerste tabakspijpen van hout uit de vrije natuur ontstaan zijn als huisvlijt. Gemaakt door plattelanders die gewoon waren grondstoffen uit hun omgeving voor gebruiksvoorwerpen aan te wenden. Dat vond mogelijk al in de achttiende eeuw plaats, volgens andere auteurs is de zachthouten pijp zelfs de oudste soort tabakspijp.[4] In die begintijd was er zeker geen sprake van een nijverheid. Het waren typische plattelandsartikelen als eenlingen tot stand gekomen. Logisch dat die gewoonte ontstaat in de streken waar het hout beschikbaar is. Aanvankelijk gaat het vooral om goedkope alternatieven en daarbij volgde het pijpmodel de mode van de streek al was er uiteraard altijd sprake van beperkingen bij het vormgeven vanwege de vorm van het gevonden takhout.

Voor tabakspijpen lijken zachte houtsoorten minder geschikt omdat het betrekkelijk kwetsbaar is en dus sneller zal inbranden. Dat probleem blijkt minder groot wanneer men het hout geschikt weet te maken door schadelijke sappen uit te spoelen om vervolgens tijdens het drogen het hout te verduurzamen. Eenmaal ingerookt blijkt het hout behoorlijk bestendig en kan een pijp jarenlang meegaan. De grondstof die gewoon in de natuur te vinden is, biedt lokale makers de kans om een productie op te zetten en wanneer het artikel aanslaat verbreedt deze activiteit zich geleidelijk aan tot een nijverheid met bijbehorend handelspatroon. Daar wordt de techniek gestroomlijnder en past men de voorwerpen aan de afnemers aan. Gelijktijdig ontstaan nieuwe modellen afgekeken van de gangbare tabakspijpen van elders.

11-18.694-tabakspijp-ropp-weichselhout
Afb. 11. APM 18.694
12-04.236a-weichsel-rustiek-1
Afb. 12. APM 4.236a

Vanaf 1860 is de tabakspijp van weichselhout onder rokers algemeen bekend en wint voortdurend aan populariteit. Duitse varianten bestaan naast Franse die vooral herkenbaar zijn aan de vorm van de pijp. De firma Ropp uit Beaume-les-Dames is de bekendste Franse fabrikant en over dit bedrijf verscheen al eens een artikel.[5] De pijpen van deze fabriek zijn herkenbaar aan het ingedrukte merkovaal met "ROPP". De grotere producten hebben een rustieke uitstraling en doen daardoor nogal bombastisch aan (afb. 11). De meer bescheiden exemplaren volgen het formaat van de gangbare tabakspijp van bruyèrehout al blijft de cilindrische houten pijpenkop en aangezette takhouten steel specifiek voor deze soort (afb. 12). Bij de afgebeelde traditionele weichselhouten pijp bestaat geen twijfel of het om een echte Ropp gaat of een tegenhanger uit een concurrerende fabriek. Aan de onderzijde van de ketel is het gestempelde RP-merk te zien dat weliswaar veel op de merknaam Ropp lijkt, maar toch op een andere maker wijst die op een slimme manier van de bekendheid van Ropp profiteerde.

13-21.329b-ropp-weichselhout-1
Afb. 13. APM 21.329b
14-02.322-tabakspijp-ropp-poker-stand-up
Afb. 14. APM 2.322

Geleidelijk maakt het wat ouderwetse model met de ronde ketelonderzijde plaats voor een strak ontwerp met recht afgezaagde ketelbodem. Dat gebeurt onder invloed van de vraag door overwegend Engelse rokers. Zo evolueert bij Ropp de weichselhouten pijp tot een product gelijkwaardig aan de bruyère, inclusief een buffelhoornen of caoutchouc mondstuk (afb. 13), soms zelfs met een steelaanzet met een extra schroeftap voor een grotere duurzaamheid (afb. 14). Dergelijke professionele tabakspijpen dragen serienamen als selected en supreme om de exclusiviteit en onderlinge kwaliteiten te verduidelijken. In de bruyèrevocabulaire worden dergelijke strakke ontwerpen poker genoemd. Bij de verwerking van weichselhout gaat de fabriek van Ropp zelfs zo ver, dat in de jaren 1960 systeempijpen met een weichsel pijpenkop worden afgemonteerd, geplaatst op een nylon steel.[6]

15-18.608-st-claude-merisier-merisette-1
Afb. 15. APM 18.608
16-18.299-tabakspijp-weichselhout-lang
Afb. 16. APM 18.299

ustieke pijpen van weichselhout hebben één standaard kenmerk. De ketel is geplaatst in een stevig stuk takhout en hieraan wordt een steel van een twijg bevestigd. Hun wonderlijke plompe silhouet wordt juist als charme gezien en zij contrasteren steeds sterker met de gestroomlijnde Ropp pokers. Die soort bestaat in alle denkbare formaten met een steel van nog geen tien centimeter tot bijna een meter lengte toe (afb. 15). De mooiste hebben een elegant gebogen steel waarbij het eindstuk als mondstuk is afgeplat en het blanke hout laat zien. Het afgebeelde exemplaar is aan de onderzijde van de ketel in goud gemerkt met "LA MERISETTE" om de exclusiviteit van het hout aan te geven. Een variant heeft een tweedelige steel en is vooral praktisch als je de pijp wilt meenemen (afb. 16). Door met de steeldikte te variëren en een deel van zijn bast te ontdoen werd een speels kleureffect bereikt. Naarmate deze pijpen groter worden, overheerst de disbalans. Aanvankelijk zijn zij nog gewoon bedoeld om te worden gerookt en sluiten aan bij de negentiende eeuwse passie voor langgesteelde pijpen. Geleidelijk wordt het een curiositeitsartikel en dat is maar goed ook want de grote, zware ketels en dunne steel zorgen niet voor een aangename balans van de pijp tijdens het roken (afb. 17). Zo worden zij een souvenirpijp, maar wel een heel populaire die het tot in de eenentwintigste eeuw volhoudt!

17-01.333-tabakspijp-weichselhout-reuzenpijp-saint-claude
Afb. 17. APM 1.333
18-21.895-weichselhout-st-malo
Afb. 18a. APM 21.895
18-21.895-weichsel-st-malo-souvenirpijp
Afb. 18b. APM 21.895

In dit genre bestaan ook sympathieke vindingen, zoals een pijp waar kop en steel één geheel vormen (afb. 18). Op de bodem is dit exemplaar voorzien van een gesneden decoratie met de tekst "ST.MALO". Dergelijke producten worden in serie gemaakt en op bestelling gesneden om als souvenirartikel te worden verkocht. Zij hebben geen enkele relatie met de plaats van verkoop, zo groeit er in Saint-Malo bijvoorbeeld nauwelijks weichselhout. Het zijn kundig gemaakte, functionele rookpijpen al maken de toeristische opschriften ze minder serieus.

19-18.038-weichselhout-vierkant-tabakspijp
Afb. 19. APM 18.038
20-21.625  hout-weichsel-oostenrijk-3
Afb. 20. APM 21.625
21-18.164-hout-vogel-tabakspijp
Afb. 21. APM 18.164

Terwijl Ropp met zijn gestroomlijnde weichselhouten pijpen geweldige verkoop boekt, is dat succes bij de andere fabrieken minder groot. Uiteraard heeft dat alles met de bereiding van het hout te maken, al speelde het renommee van het merk daarin natuurlijk ook mee. De weichselhouten pijp met de vierzijdig afgevlakte ketel (afb. 19) is eerder plomp dan robuust van vorm en kan nooit voor een serieuze prijs verkocht zijn. De sympathieke pijp met de gebogen vorm (afb. 20) is uit een enkel stuk hout gemaakt en dat dwingt meer respect af. Dankzij het merk weten we dat deze pijp in Oostenrijk werd gemaakt, al is het Franstalige opschrift "VRAI MERISIER FABRIQUE EN AUTRICHE" als vermelding nogal onverwacht. De late datering bewijst dat deze producten nog tot in de jaren 1970 volop in de maak bleven. Rustieker tenslotte is een gewone tabakspijp uit twee delen weichselhout opgebouwd waarbij de standaard pijpvorm is gevolgd, maar als curiositeit aan de ketelbasis een vogeltje is aangebracht (afb. 21). Volgens overlevering zou deze pijp in Engeland gemaakt zijn.

De eerste tabakspijpen van weichselhout worden als de andere vroege houten pijpen voorzien van een metalen binnenketel of een mantel van meerschuimpasta om het hout tegen inbranden te beschermen. Zij zijn een voorbeeld van een serieus bedoeld rookinstrument waarbij het rustieke voorkomen de specialiteit van dat product uitmaakt. Geleidelijk verdwijnt de binnenketel. De fabrikant veredelde het hout beter terwijl de roker de weichselhouten pijp leerde in te roken. Daarnaast wordt de tabakspijp sterker gezien als een verbruiksartikel, de levensduur hoeft niet meer eeuwig te zijn. Tenslotte verandert ook de smaakbeleving. Aromastoffen overheersen de pure tabakssmaak waardoor een nieuwe pijp snel prettiger rookt.

22-19.762-weichselhout-gesteckpfeife
Afb. 22. APM 19.762
23-16.933-takhout-kurkiep-rustiek
Afb. 23. APM 16.933

In het Duitstalige gebied overheerst de reeds genoemde Gesteckpfeife. Analoog aan het ketelmodel van de Duitse pijp heeft de weichselhouten pijp een bolle van de stummel afgekeken ketel gemonteerd met een opgaande steel waardoor de overeenkomst met de porseleinen tegenhanger compleet is (afb. 22). Bij de op de draaibank gemaakt pijpenkop is de ketel grotendeels geschild waardoor een aantrekkelijke baan met bast rondom is blijven staan die afsteekt tegen het blank gedraaide hout. Dergelijke contrasten brengen levendigheid in de rustieke pijp.

De oervorm van de weichselhouten Gesteckpfeife is de kloeke pijp met bombastisch voorkomen die vooral curieus is (afb. 23). Opgebouwd als een Gesteckpijp bestaande uit dikke stukken takhout heeft dit voorwerp een plomp en gekunsteld silhouet gekregen. Hier is in geen opzicht naar elegantie gestreefd, maar juist naar een stoer voorkomen om vooral opvallend te zijn. Toch gaat het om een serieuze tabakspijp bedoeld om gewoon te worden gerookt en dat wordt ondermeer bewezen door de metalen binnenketel. Die bevestigt ook de vroege datering. William Bragge had al vóór 1880 enkele van dergelijke pijpen in zijn collectie en spreekt van pine wood ofwel naaldhout afkomstig uit Styria en met die streekaanduiding bevinden we ons in Zuid-Oostenrijk.[7] Van deze pijp bestaan varianten uit het Schwarzwald met snijwerk met groteske maskerportretten die overigens van een andere houtsoort gemaakt zijn en daardoor buiten het bestek van dit artikel vallen.[8]

De tabakspijp van weichselhout laat in de loop van de negentiende eeuw dus een duidelijke tweedeling zien. Veelal rustieke voorbeelden naar de Duitse smaak naast strakke functionele pijpen meer naar de Franse mode. De eerste categorie toont curieuze vormen vaak met een verticaal silhouet die uit meerdere onderdelen zijn opgebouwd. In het gebruik zijn die pijpen lang niet altijd praktisch. De tweede groep staat sterk onder invloed van de fabriek van Eugène Ropp en richt zich op de professionele rookpijp met een handzaam vormengamma. Dankzij die strakke vormgeving wordt zij een waardige concurrent van de bruyère houten tabakspijp. Dat daarnaast in beide soorten nog laagwaardige maaksels van vergelijkbaar genre op de markt komen hoort bij een open handelssituatie.

Figurale producten

De geringe fijnheid van weichselhout en aanverwante zachte houtsoorten zorgt ervoor dat deze grondstof niet bijster geschikt is voor figuraal werk. De taaie langse nerf maakt dat het hout niet naar alle richtingen goed te snijden is, zoals bijvoorbeeld bij bruyèrehout. Dat beïnvloedt de stijl van de pijpen die grof en hoekig blijft en zich daardoor vooral leent voor karikaturaal werk. Natuurgetrouw werken in weichselhout is overigens wel mogelijk, daarvan getuigt het fijne wapentje van de reeds besproken sigarenhouder (vgl. afb. 8). De meeste arbeiders zochten het echter in het snel produceren van eenvoudige pijpen. Zo kwamen enkele stijlen tot stand die en masse uitgevoerd zijn en buitengewoon populair zijn geworden. Dat ligt ook in de aard van de nijverheid die sterk volkskunstig was.

24-02.805-tabakspijp-weichselhout-hielgezicht
Afb. 24. APM 2.805
25-17.998-tabakspijp-weichselhout-gezicht
Afb. 25. APM 17.998
26-18.328-hout-rustiek-gezichten
Afb. 26a. APM 18.328
26-18.328-tabakspijp-rustiek-hout-gezichten
Afb. 26b. APM 18.328

De mengvorm tussen een pijp die voor zijn model staat maar een bescheiden toegevoegde decoratie heeft kwam al ter sprake (vgl. afb. 21). Zachthouten pijpen van rond de vorige eeuwwisseling zijn overwegend vormvolgend maar soms is toch een speels element van figuratie toegevoegd. Zo is de hiel van een stummel model ketel omgevormd tot een groteske portretkop van een mannetje (afb. 24). Een tweede toont een portretkop die is toegepast op een schroefketel waaronder een vochtreservoir geplaatst is (afb. 25), een typisch Duitse vinding. Een derde variant (afb. 26) is nog een slag vrijer van vormgeving, Hier zijn zijtakjes als een soort tentakels in het snijwerk opgenomen, die het curieuze uiterlijk van deze pijp versterken. Opnieuw is hier van een vochtreservoir sprake zij het minder expliciet. Het meest eenvoudigst en vermoedelijk ook het meest recent van datum is een sigarenhouder met portretkopje van een man met hoedje (afb. 27). Hier wordt de sigaar niet zoals gebruikelijk staande in de hoed geplaatst, maar in de open mond van de voorgestelde. Daarmee krijgt de houder een sterk horizontale uitstraling. Deze vier pijpen lijken uit dezelfde periode te stammen en komen uit dezelfde streek, vermoedelijk uit de Elzas. Zekerheid hierover is er echter niet en een Italiaanse publicatie spreekt van pijpen uit de streek rond Asiago, in de Italiaanse provincie Vicenza.[9] Daarbij is wel sprake van legno di ciliegio en daarmee zijn we wel weer terug bij de prunus avium. In ieder geval bevinden deze pijpen zich op het grensvlak van serieuze maar curieuze rookpijpen enerzijds en souvenirartikelen anderzijds. Overigens worden dergelijke lichtgetinte amusante figuurpijpen ook wel toegeschreven aan Swiss Canton ofwel lokaal Zwitsers.

27-18.141-sigaren-gezichtpijp-hoedje
Afb. 27. APM 18.141
28-19.369-tabakspijp-hout-schertsfiguur-1
Afb. 28. APM 19.369

De meest bekende figuurpijpen uit takhout vertonen komische portretten met lange neuzen. Zij worden als souvenirpijp in veel landen populair en zijn generaties lang gemaakt. Deze pijpen worden uit grillige stukken hout gesneden met de dikste tak als pijpenkop en een twijg als steel (afb. 28). Het snijwerk is vlug en vaardig gedaan en is hoewel grof toch daadkrachtig. Heel inventief heeft de maker soms zijtakken benut om het silhouet van de pijp nog curieuzer te maken. Sommige van die exemplaren bestaan uit een kop waarin een losse steel gestoken wordt (afb. 29). Bij die pijpen richt de snijder zich primair op de expressie van de portretkop. Dat niet alle producten flamboyant zijn bewijst een simpele portretkop in dezelfde stijl (afb. 30). Met die eenvoudige vormgeving slaat zij een brug naar de populaire Jacobpijp. Naast standaard en grootformaat bestaan kleine versies bedoeld om sigaren of sigaretten in te roken (afb. 31).

29-18.041-rookpijp-hout-rustiek-gezicht
Afb. 29a. APM 18.041
29-18.041-rookpijp-hout-rustiek-portret
Afb. 29b. APM 18.041
30-19.758-tabakspijp-rustiek-gezicht-1
Afb. 30a. APM 19.758
30-19.758-tabakspijp-rustiek-gezicht-3
Afb. 30b APM 19.758

Dergelijke pijpen bewijzen dat werkplaatsen elkaar kopieerden maar hun eigen kenmerken deels in stand hielden. Hoewel deze gesneden pijpen op authentieke volkskunst lijken, betreft het in werkelijkheid serieel goed dat bij honderden zo niet duizenden in werkplaatsen werd gemaakt. Het snijwerk vertoont steeds de bekende hoekige kenmerken omdat ronde vormen in het hout lastiger te kerven zijn. Het groteske van deze pijpen wordt nog versterkt door enkele likjes verf aan te brengen, vaak samen met glaskralen voor de ogen. Zij zorgen voor de specifieke expressie van het product. Hun stijl is enigermate regiogebonden al wordt hier ook voor verkoop in andere plaatsen gewerkt. Soms wordt op verzoek een plaatsnaam of streekaanduiding gesneden. Opnieuw geldt dat dit niet de plaats van productie hoeft te zijn.

31-18.329  hout-weichsel-monsterkop-sigarenhouder-1
Afb. 31. APM 18.329
32-07.643-weichsel-klimmende-man-1
Afb. 32a. APM 7.643
32-07.643-weichsel-klimmende-man-3
Afb. 32b. APM 7.643

Een curieuze tabakspijp, eveneens uit de categorie grotesk, heeft een lange opgaande steel met in de ketel de uitbeelding van een mannetje dat zich aan de opgaande steel vasthoudt (afb. 32). Qua vorm is deze pijp op een ongebruikelijke Gesteckpijp met een porseleinen ketel gebaseerd.[10] Hier is weer van weichselhout sprake en de professionaliteit wordt onderstreept doordat de tappen van de stelen weer van schroefdraad zijn voorzien die er voor zorgen dat deze tabakspijp geen valse trek geeft. De oorsprong is vooralsnog onbekend. De firma Ropp in Beaume-les-Dames richtte zich ook op weichselhouten pijpen met figuren, zij het minder uitbundig.[11] Zij zijn verantwoordelijk voor de pijp in de vorm van een sabot, een Franse klomp (afb. 33). Het ingedrukte fabrieksmerk wijst ons op de maker. Een andere curieuze vinding is een pijp in de vorm van een kruiwagen met hoop zand erop, die al in een eerder artikel is besproken.[12]

33-19.962-tabakspijp-hout-klomp-1
Afb. 33. APM 19.962
34-19.946-tabakspijp-hout-viergezicht-1
Afb. 34. APM 19.946

eer volkskunstig is een portretpijp gesneden uit een onbekende soort zachthout (afb. 34). Rond de ketel zijn vier aaneengeschakelde gezichten afgebeeld, de steel is de lange neus van een van hen. Ook hier bestaat de pijp weer uit één stuk, de kop uit de tak en de steel uit de twijg. Dergelijke producten ogen alleszins vroeg maar dat is een misleiding. Mogelijk hebben zij een relatie met de volkskunstige pijpen uit het Schwarzwald die al zijdelings werden aangeroerd en bekend staan als pijpen van kurkiep.[13] Overigens moet ook dit werk als volkskunst begonnen zijn, maar leidde succes in de verkoop tot een meer seriematige productie en grotere verspreiding.[14]

35-19.637-barbizon-hout-karikatuur-3
Afb. 35. APM 19.637
36-19.789-hout-kikker-pijp-1
Afb. 36. APM 19.789
37-18.425-barbizon-borstbeeld-negerkop
Afb. 37. APM 18.425

Een specifieke soort draagt onder verzamelaars de aanduiding Barbizon (afb. 35). Het zijn sculptuurtjes die aan roken gerelateerd zijn en waarbij de figurale uitbeelding overheerst. Doorgaans gaat het om staande karikaturale poppen gesneden uit takhout die als opsmuk in huis dienen. Kenmerkend is dat in de staande figuur een pijp verstopt zit, waarvan de pijpenkop het hoofd van de figuur is en de steel in de romp schuift. Bij dit exemplaar is het ketelinterieur nog met plaatmetaal bekleed en dat wijst erop dat het om een serieuze gebruikspijp gaat. De benaming Barbizon zou een relatie hebben met de gelijknamige streek waar dergelijke pijpen vandaan zouden komen. Kunstenaars in dit gebied zouden deze gemaakt hebben, doch dat is een verhaal zonder waarheidsgrond. Zij zijn bij grote series in ateliers gemaakt, zelfs voor export naar bijvoorbeeld de Verenigde Staten. De kwaliteiten en voorstellingen lopen sterk uiteen en dat wijst op een lange periode van productie. De oudste exemplaren stammen uit de jaren 1880, hun productie loopt tot in de twintigste eeuw door. Het afgebeelde exemplaar draagt op de onderzijde met inkt een opschrift dat er op wijst dat het een cadeau van een moeder aan haar zoontje betreft. Het lijkt erop dat deze pijp op de kinderkamer heeft gestaan totdat de jongen groot genoeg was om eruit te mogen roken.

Een opvallend exemplaar in de stijl van de Barbizon laat een staande kikker zien die de roker alles kan bieden (afb. 36). De uitgestrekte languissante kikker stelt een gewichtheffer voor. De pijpensteel heeft aan beide einden gewichten, de ene is voor het roken van sigaren, de andere is voor sigaretten bedoeld. Wil je liever een pijp roken, dan kan een groter gewicht aan dezelfde steel worden gezet en heb je een tabakspijp. In de bek van de kikker kunnen tenslotte nog lucifers worden geplaatst. Bij dit voorwerp is het hout volledig geschild, alleen de voet vertoont rondom nog zijn bast. Een bijzondere variant op de Barbizonfiguurtjes laat het borstbeeld van een manspersoon zien, waar op dezelfde wijze een tabakspijp in de sculptuur verwerkt zit (afb. 37). Dat het beter werk betreft bewijzen de natuurgetrouwe glazen ogen, heel wat anders dan de ogen van glaskraal van de latere exemplaren. Hoewel vermoedelijk uit dezelfde streek, gaat het om een andere maar sterk verwante houtsoort, die ronde vormen in het snijden beter toelaat zodat er naturalistischer gewerkt kan worden. Ook dit voorwerp past goed in de bibelot-cultuur van rond de vorige eeuwwisseling.

38-22.095-hout-barbizon-miniatuur-sigarenpijp-06
Afb. 38. APM 22.095
39-20.212-hout-bakerkind-sigarenhouder-1
Afb. 39a. APM 20.212
39-20.212-hout-bakerkind-sigarenhouder-2
Afb. 39b. APM 20.212

In het genre van de Barbizon maar verfijnder bestaan kleine sigarenhouders waarbij de pijp eveneens in een figurale houder steekt. Twee variaties worden hierbij afgebeeld. De eerste is een staand vrouwtje (afb. 38), in feite een Barbizonnetje in miniatuur. Het gaat om een buitengewoon geroutineerd stukje snijwerk dat eerder suggestief dan realistisch is. Getuig de manier van snijden moet ook dit werk in grote series gemaakt zijn. Toevoeging van glazen oogjes was nodig om het voorwerpje meer expressie te geven. De kwaliteit van dit object wordt benadrukt door het pijpje zelf van een geperst barnstenen mondstuk te voorzien en dat wijst op luxe. Het tweede voorbeeld toont een gebakerd kindje (afb. 39) nu zonder voetstuk, zodat het gemakkelijk in de jas- of broekzak glijdt. Dit sigarenpijpje behoort weer tot het tipmodel. Opnieuw lijkt het niet om weichselhout te gaan, maar een wat fijnere houtsoort waarin de details van het snijwerk beter tot hun recht komen. De transparante lak die het voorwerp bedekt draagt tevens tot verbetering van de expressie bij, terwijl ook hier oogjes van glas niet ontbreken.

Tot slot

Pijpen van weichselhout zijn marginaal in fabrikantencatalogi gekomen, niet verwonderlijk want zij waren in de pijpenbranche altijd assortiment aanvullend. Belangrijk in dat verband is een catalogus van een Londense firma die zich richt op de verkoop van volledig ingerichte tabakswinkels.[15] In hun lijvige catalogus vinden we op pagina 103 een kolom gewijd aan de weichselhouten tabakspijp (afb. 40). Er worden drie exemplaren afgebeeld maar in totaal staan er veertien beschreven. Zij zijn opgedeeld in verschillende modellen met volledig kersenhouten steel of gemonteerd met hoorn of barnsteen. Deze bijzondere bron toont ons het belang van pijpen van een alternatieve houtsoort. Anno 1897, het jaar van de catalogus, zien we een geweldige verschuiving in het aanbod aan pijpen in de tabakswinkel. De bruyèrepijp is dan koploper geworden, maar liefst twaalf pagina's modellen zijn daaraan gewijd, Meerschuim en kleipijpen bekleden ieder vier pagina's. Tenslotte zijn er nog pijpen van alternatieve materialen als caoutchouc die twee pagina's bezetten. De halve pagina met weichselhouten pijpen is illustratief voor het beperkte belang als bewijs dat de zachthouten pijp een marktaanvullend artikel was. Toch behoren zij standaard tot het aanbod en dat blijkt ook uit de genoteerde verkoopeenheden. Zij worden per dozijn aangeboden, de twee gewoonste soorten staan zelfs per gros genoteerd.

40-outfitting-weichsel-jepg-1
Afb. 40a. APM bibliotheek
40-outfitting-weichsel-jepg-2
Afb. 40b. APM bibliotheek
40-outfitting-weichsel-jepg-3
Afb. 40c. APM bibliotheek

De catalogus van George Zorn uit Philadelphia uit 1892 biedt nog aanvullende informatie.[16] Handelshuis Zorn was importeur en toeleverancier voor de detailhandel in Amerika. Ook hun catalogus beeldt enkele weichselhouten pijpen af en biedt ons de mogelijkheid de prijzen van de pijpen te vergelijken met bijvoorbeeld kleipijpen (afb. 41). Daarbij blijkt dat de prijs van weichselhouten pijpen per dozijn vrijwel gelijk is aan de wat luxere kleipijpen eveneens per twaalf verkocht. Zorn noteert voor beide 40 cent per dozijn. In de catalogus komt ook een kleine Barbizon voor, die 1,25 dollar per dozijn kost en daarmee driemaal duurder is dan de gewone weichsel pijp. Komische portretten zijn weer een slag duurder en doen 1,75 dollar per dozijn. De kleinere sigarenversie noteert de halve prijs maar is uiteraard ook maar half zo groot. Het prijsvergelijk met Zorn is interessant, maar belangrijker is het te weten dat de weichselhouten pijp ook voor Amerika een serieel artikel geweest is, met een gerespecteerde positie tussen het andere rookgerei.

41-jung-1989-zorn-catalogue-001
Afb. 41a. APM bibliotheek
41-jung-1989-zorn-catalogue-001bis
Afb. 41b. APM bibliotheek
41-jung-1989-zorn-catalogue-001ter
Afb. 41c. APM bibliotheek

Uit de inventarisatie in dit artikel leren we dat er over gebruikspijpen gemaakt van weichselhout en andere houtsoorten uit de vrije natuur nog heel wat te zeggen valt. De start ervan vindt plaats als huisnijverheid, maar geleidelijk groeit deze activiteit uit tot een heuse industrie. Daarnaast blijft de ambachtsman actief, vaak met meer specifieke vindingen. Dat de vervaardiging ervan indertijd bij forse aantallen heeft plaatsgevonden en dat het product naar alle windstreken is verkocht, wordt door de bewaarde pijpen wel bewezen. Toch blijft de zachthouten pijp in veel opzichten een moeilijk te duiden en dus lastig te determineren product. Begonnen als gebruikspijp voor de gewone man, groeide deze uit tot een breed scala aan ontwerpen met grote populariteit en een mondiaal afzetgebied.

We hebben gezien dat zachthout als grondstof talloze voordelen biedt. Het is licht van gewicht en heeft een specifieke uitstraling met een geheel eigen zoetige smaak. Alleen de duurzaamheid laat te wensen, de pijp zal sneller dan verwacht doorbranden en dat is een teleurstelling. Vanwege het verbruiksaspect zijn de gewone weichsel rookpijpen nauwelijks bewaard gebleven waardoor zij tegenwoordig zeldzaam zijn. Van het curiosagoed bleef wel relatief veel bewaard. Dit meer opvallende artikel kreeg nooit de functie als geliefde rookpijp. Het was een souvenir of geschenkartikel met vooral een decoratief doel.

Duidelijk is dat de weichselhouten tabakspijp gemaakt voor de serieuze, verstokte pijproker een opmerkelijke tweedeling laat zien. Voor rokers het meest geschikt zijn de strakker vormgegeven pijpen, die als een alternatief voor hout en klei worden gezien. Zij komen vooral in de Franse bedrijven tot stand en zijn nauw verwant aan de bruyèrepijp. De Franse stijl wordt dankzij het handzame formaat en de gestroomlijnde vormgeving het meest populair. In Duitsland is de vormgeving betrekkelijk bombastisch waardoor de weichselhouten pijp op ons vaak tamelijk gekunsteld over komt. De Franse variant zal uiteindelijk de wereld veroveren en blijft tot ver in de twintigste eeuw geliefd. Pas in de jaren 1980 raakte de weichselhouten pijp als alternatieve tabakspijp uit de gratie. De kosten van het maakloon zijn te hoog geworden in verhouding tot de gebruiksduur van de pijp.

De nijverheid voor deze producten vinden we in het wingebied van het hout, dus over heel Midden-Europa. Talloze bedrijfjes verkopen dergelijke producten met een steeds grotere actieradius. Een enkele werkplaats groeit uit tot een heuse fabriek met een gestroomlijnde productie. De firma Ropp is daarvan het schoolvoorbeeld met een export zelfs wereldwijd. Veel lokale scheppingen zijn nauwelijks bewaard gebleven vanwege de bescheiden omvang van de productie in die werkplaatsen en zoals opgemerkt de beperkte duurzaamheid. Voor de roker was de pijp van prunus en aanverwante houtsoorten dus een gewaardeerde variant. Omdat er tegenwoordig nog maar zo weinig van rest zouden wij dat bijna vergeten.


© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2018.

 

Afbeeldingen

  1. Sigarenhouder van weichselhout met afschroefbare dop waarin kijkglaasje met een ballerina. Duitsland, 1875-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.023
  2. Sigarenhouder van weichselhout met tipmodel, voorzien van twee optische glaasje waarin een vrouw in negligé in twee poses. Duitsland, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.951
  3. Sigarenhouder van weichselhout met tipmodel met rustieke vormgeving. Duitsland?, 1870-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.025
  4. Sigarenhouder van weichselhout uit één stuk met rustieke liggende ketel. Frankrijk, 1900-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 570a
  5. Sigarenhouder van weichselhout uit één stuk met rustieke staande ketel. Frankrijk, 1900-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 570b
  6. Sigarenhouder van geschild blond hout uit één stuk met lange steel. Frankrijk, 1880-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.378
  7. Sigarenhouder van weichselhout, gezondheidsmodel met vochttap onderaan de ketel, voorzien van een buffelhoornen mondstuk. Duitsland, 1910-1940.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.968
  8. Sigarenhouder van weichselhout, gezondheidsmodel met gesneden familiewapen. Duitsland?, 1850-1890.
    Amsterdam Pipe Museum APM 22.283
  9. Sigarenhouder van weichselhout, zogenaamde Gesteckpfeife bestaande uit verschillende onderdelen. Duitsland?, 1895.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.021
  10. Tabakspijp van weichselhout voorzien van draaiwerk en meerschuim ketelinzet. Duitsland?, 1870-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.327
  11. Tabakspijp van weichselhout met rustieke vorm met knolvormige ketel. Bussang, Eugène Ropp, 1890-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.694
  12. Tabakspijp van weichselhout met rustieke vorm met cilindrische ketel. Frankrijk, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 4.236a
  13. Tabakspijp van weichselhout met poker model ketel, rechte opgaande steel met caoutchouc mondstuk. Baume-les-Dames, Eugène Ropp, 1960-1970.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.329b
  14. Tabakspijp van weichselhout met poker model ketel, rechte steel met caoutchouc mondstuk. Baume-les-Dames, Eugène Ropp, 1950-1960.
    Amsterdam Pipe Museum APM 2.322
  15. Tabakspijp van weichselhout met op de onderzijde van de ketel "LA MERISETTE". Baume-les-Dames, Eugène Ropp?, 1930-1940.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.608
  16. Tabakspijp van weichselhout met steel in segmenten. Frankrijk, 1910-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.299
  17. Tabakspijp van weichselhout met groot en zwaar vormeloos model en lange steel. Frankrijk, Vogezen, 1945-1955.
    Amsterdam Pipe Museum APM 1.333
  18. Tabakspijp van weichselhout met souveniropschrift "ST.-MALO". Frankrijk, 1910-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.895
  19. Tabakspijp van weichselhout met plomp model met vierzijdig afgevlakte ketel. Frankrijk, 1930-1940.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.038
  20. Tabakspijp van weichselhout met rustieke uitstraling en gepolijste basis. Oostenrijk, 1965-1980.
    Amsterdam Pipe Museum APM 21.625
  21. Tabakspijp van weichselhout met rustiek voorkomen met aan de onderzijde van de ketel een vogel. Engeland, 1900-1940.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.164
  22. Tabakspijp van weichselhout, zogenaamde Gesteckpfeife. Duitsland, 1930-1960.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.762
  23. Tabakspijp van weichselhout, zogenaamde Gesteckpfeife. Duitsland, Schwarzwald, 1850-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 16.933
  24. Tabakspijp van weichselhout met stummel ketel met figurale hiel in de vorm van een grotesk portret. Frankrijk, Elzas, 1890-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 2.805
  25. Tabakspijp van zachthout of weichselhout met afschroefbare ketel, mansportret aan de ketelbasis. Frankrijk, Elzas, 1900-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 17.998
  26. Tabakspijp van zachthout met groteske, volkskundige ketel, houten zak en opgaande steel. Frankrijk, Elzas, 1910-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.328
  27. Tabakspijp van weichselhout met grotesk gezicht. Frankrijk, 1910-1940.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.369
  28. Tabakspijp van weichselhout met groteske ketel met mansportret. Frankrijk, 1890-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.041
  29. Tabakspijp van weichselhout met ketel in de vorm van het hoofd van een man met snor en lange baard, takhouten insteekroer. Frankrijk, 1900-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.758
  30. Sigarenpijp van weichselhout met groteske, volkskundige ketel. Frankrijk, Elzas, 1910-1930.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.329
  31. Sigarenhouder van zachthout met groteske, volkskundige ketel, de sigaar wordt in de mond geplaatst. Frankrijk, Elzas, 1900-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.141
  32. Tabakspijp van weichselhout met figurale ketel en ongebruikelijke steelvorm. Frankrijk, Vogezen?, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 7.643
  33. Tabakspijp van weichselhout in de vorm van een Franse klomp. Frankrijk, Bussang, Eugène Ropp, 1880-1895.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.962
  34. Tabakspijp van zachthout met rond de ketel vier gezichten. Frankrijk, 1860-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.946
  35. Barbizon figuur van zachthout voorstellend een staande man met grote neus, het hoofd is de pijpenkop. Frankrijk, 1880-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.637
  36. Rokersset van zachthout voorstellend een staande kikker. Frankrijk, 1880-1900.
    Amsterdam Pipe Museum APM 19.789
  37. Figurale sigarenhouder van zachthout in de vorm van een borstbeeld. Frankrijk?, 1880-1910.
    Amsterdam Pipe Museum APM 18.425
  38. Sigarenhouder van zachthout in foedraal voorstellend een staande vrouw. Duitsland, 1880-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 22.095
  39. Sigarenhouder van zachthout in foedraal in de vorm van een bakerkindje. Duitsland, 1890-1920.
    Amsterdam Pipe Museum APM 20.212
  40. Cataloguspagina met weichselhouten pijpen. Londen, The Tobacconists’ Outfitting Company, 1897, pagina 103.
    Amsterdam Pipe Museum, bibliotheek.
  41. Cataloguspagina met weichselhouten pijpen. Verenigde Staten, Philadelphia, George Zorn, 1892.
    Amsterdam Pipe Museum, bibliotheek.

 

Noten

[1]      Don Duco, Weichselhouten pijpenroeren, Amsterdam, 2016.

[2]      Christian Friedrich Gottlieb Thon, Gründliche und vollständige, aufrichtige Erfahrungen gestüsste Anleitung, nicht allein alle Arten meerschaumener Pfeifenköpfe, als ächte und unächte Talg- und Wachsköpfe, ... Ein Praktisches Hand- und Lehrbuch für Fabrikanten und Liebhaber von Pfeifenköpfen nebst ..., Weimar, 1843.

[3]      Catalogus Tabakspfeifen Otto Henze Hann. Münden Pfeifen-Fabrik, p. 19.

[4]      H. Aschenbrenner, Der Pfeifen-Omnibus, Oldenburg, 1939, p. 46. Noemt weichselhout als de oudste Europese houtsoort voor pijpen.

[5]      Don Duco, Ropp, een pijpenmerk met een onverwachte levensloop, Amsterdam, 2014.

[6]      Don Duco, De revolutie van de systeempijp, Amsterdam, 2006, afb. 10a-c. Amsterdam Pipe Museum        (APM) 18.406.

[7]      J. Trevor Barton, A Portfolio of William Bragge and his Pipes of all Peoples, Letchmore Heath, 1991.

[8]      Georg Alfred Brongers, Van gouwennaar tot bruyèrepijp, Amerongen, 1978, p. 136-137.

[9]      Diego Sant' Ambrogio, Pfeifen - Pipes, Zürich, 1967, p. 89. "Volkstümliche Kirschholzpfeife aus den fabrik von Asiago". Marie-Claire Adès ed., Catalogue Musée-Galerie de la SEITA; histoire du tabac et de ses usages, Paris, 1992, p. 114, catalogus nummer 173. Italie, XXe siècle.

[10]    APM 20.594

[11]    Aldo Pellissone & Valentina Emanuel, Pipe, I tabacchi, i fiammiferi le tabacchiere, Milano, 1989, p. 96. Vergelijkbaar ontwerp als Duits, 19de eeuw beschreven.

[12]    Idem noot 5, afb. 6.

[13]    Adès ed., (Catalogue Musée-Galerie de la SEITA), Paris, 1992, p. 113, catalogus nummer 169. "Origine indéterminée, fin XVIIIe siècle".

[14]    APM 15.384, APM 15.385, APM 18.063, APM 18.158 en APM 22.110.

[15]    Anoniem, A Guide to the Tobacco & Cigar Trade; The Tobacconists' Outfitting Company, London, 1897, 267 pagina's, p 103.

[16]    Paul Jung, Georg Zorn & Co; Pipes & Smokers Articles, Fith Edition Catalogue, Philadelphia, c. 1892 (Bel Air, 1989), p. 14, 110, 111.