A colonial pipe box from the Six collection
Auteur:
Don Duco
Original Title:
Pijpenkas uit de collectie Six
Année de publication:
2018
Magazine:
Vind
Description :
A carved ironwood pipe box for two clay pipes of colonial origin from the Six collection in Amsterdam being discussed.
“Samen roken is meer dan samen drinken”, zeiden onze zeventiende eeuwers. Al snel leerde de ervaring dat je van toxische bieren en te sterke wijnen een daverende hoofdpijn kreeg, terwijl de nicotine in de tabak van eertijds een prettige roes gaf zonder onplezierige bijwerking later. Niet verwonderlijk dus dat de tabakspijp in alle lagen van de maatschappij snel geliefd werd. In onze gebieden werd de fragiele pijp soms achteloos door de hoed gestoken, maar in den vreemde was dat anders. De breekbare tabakspijp wordt daar met zorg omringd. In die streken komt de pijpenkas in vizier om de kwetsbare pijp veilig te bewaren en te kunnen transporteren. Dergelijke kassen of foedralen sluiten doorgaans nauw om het voorwerp, zodat zij de inhoud verraden. Anders is dat met de vroegste voorbeelden, die aan de buitenzijde kubieker zijn en dus een groter verrassingsaspect hebben.
In de Six-collectie in Amsterdam bevindt zich sinds jaar en dag zo’n vroege pijpfoedraal. Geen gewone kas overigens voor een enkele pijp, maar een exemplaar waarin twee pijpen naast elkaar geborgen worden. Het object is vermoedelijk niet lang na 1850 aangeschaft door Jan Six VI. Het ongebruikelijke voorkomen met zijn fraaie snijwerk moet reden geweest zijn om dit voorwerp aan de collectie kunstnijverheid van de familie toe te voegen. De curiositeitswaarde was dus aanleiding tot aankoop, niet de relatie met de Oost want de Sixen belegden liever in grond dan in particuliere deelgenootschappen in koopvaardijschepen. Sindsdien prijkt het voorwerp als sierstuk op een van de zijtafels in hun fraai gemeubelde huis aan de Amstel. Het verhaal dat daarbij verteld wordt is wel wat onverwacht. Het zou om een etui gaan om een bruidspaar een pijp aan te bieden en heet daarom in de wandel bruidspijp. Ingewijden in de geschiedenis van het roken weten beter. Behalve in de lagere stand hebben vrouwen geen pijp gerookt en een dame van stand rokend op haar huwelijk gaf al absoluut geen pas.
De pijpenkas uit de familie Six is om verschillende redenen bijzonder. Ten eerste betreft het dus een dubbele kas waarin niet een enkele tabakspijp geborgen wordt, maar twee naast elkaar. Het is een typisch artikel voor rokers in de VOC-gebieden in Azië. Lieden in de oost voor wie het rookgerei er toe deed en die hun breekbare tabakspijp met zorg omringden zoals in andere milieus vergelijkbare cassettes voor kerkboeken werden gebruikt. Beschermd opgeborgen waren de kleipijpen veilig en konden zonder risico van breuk verplaatst worden. Dubbele ivoren pijpenkassen zijn bekend vooral uit Ceylon, het huidige Sri Lanka, varianten van lakwerk stammen uit Japan. Niet verwonderlijk dat ook houten exemplaren zijn gemaakt, met hetzelfde wat kubieke model en aan de zichtzijde opgesmukt met snijwerk zoals bij de ivoren tegenhangers. Het gaat dus om een praktische opbergdoos die de status van de bezitter onderstreept vanwege de decoratie.
Repetitief snijwerk van slingerende bladranken met bloemen tussen glad lijstwerk is kenmerkend voor het Aziatisch meubelwerk dat gemaakt werd voor de rijke ambtenaren en kooplieden rond de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Basismateriaal is doorgaans ebbenhout, maar ook kaliatoerhout wordt geregeld gebruikt, dat overigens wat bruiner is. Al deze tropische houtsoorten zijn massief en zwaar van gewicht en omdat onderlinge soorten moeilijk determineerbaar is de verzamelnaam ijzerhout bedacht. Als opgemerkt wordt het snijwerk gekenmerkt door slingerende bladerranken met afwisselend een bloeiende narcis, akelei of granaatappel. Die meubelstijl wisselt in detail, zowel qua vorm als qua artisticiteit. Door de tijd heen van friemelig minutieus naar monumentaler en explicieter. Doorgaans is dit ambachtelijke product toeschrijfbaar aan een bepaalde streek al komt vrijwel nooit een maker in beeld. Niet verwonderlijk, het kwam in werkplaatsen tot stand vaak zelfs bij grote oplages. De stijl zelf is een voortvloeisel uit de lokale mode, maar licht verstrakt sluit deze goed aan bij het barokgevoel van de Hollander. Zo werd het plantenmotief een geliefde stijl voor de Indiëganger.
Het snijwerk van deze pijpenkas stemt overeen met die van het meubelwerk, maar met enkele verschillen. De ranken zijn minder kloek neergezet en de bloemen niet zo expliciet. Primair heeft dat met de geringe breedte van het voorwerp van doen, maar de maker had zijn geliefde ranken hier natuurlijk in miniatuur kunnen uitsnijden. Dat gekozen is voor een andere werkwijze moet een bewuste keuze zijn geweest en kan wijzen op een maker buiten de gevestigde centra, maar natuurlijk wel binnen de Indische archipel. Tevens is het gladde lijstwerk dat de motieven afbakent hier niet toegepast. Op de randen van deze dubbele pijpenkas is nu een kabelmotief aangebracht ook wel aangeduid als robbelranden. Praktisch want bij stoten zou een gladde lijst sneller lelijk worden.
De stijl van dit voorwerp stemt dus overeen met de Indische meubels en ligt in plaatsen tussen de Coromaldelkust aan de oostkust van India en Batavia, al kwam ook op andere eilanden meubels tot stand. Qua datering bloeit deze stijl tussen 1650 en 1720. Bij deze pijpenkas heeft de versimpeling en verstrakking van het lokale motief al plaats gevonden, zodat we zeker over de latere tijd spreken. Die datering kunnen we nog verder preciseren. De ruimte voor de tabakspijp die in deze kas werd opgeborgen levert ons namelijk een scherpere datering op dan de stilistische kenmerken van de decoratie. De lengte van de pijpensteel en het volume van de ketel bepalen de datering die moet liggen tussen 1670 en 1700. Voordien waren de kleipijpen te kort om een dergelijke lange doos te rechtvaardigen. Nadien werd de ketel te volumineus om in de nauwe kopruimte te passen.
Tot slot is er nog het zilverwerk van scharnier en sluitsysteem. Vooral de slotplaat is goed zichtbaar aangebracht en voorzien van fijn graveerwerk met ornamenten. Het sluitsysteem zelf bestaat uit een klein drukknopje centraal in een grotere zilverplaat. Met een subtiele druk op het knopje ontgrendelt het klepdeksel. Ook dit zilveren detail met zijn fijne graveerwerk onderstreept zowel het Indische karakter van dit voorwerp als het pronk aspect. Als verpakking voor een oer Hollands product is dit Indische object een luxe gebruiksvoorwerp geweest maar tevens een bijzondere souvenir. Daarbij contrasteerde het blanke zilver prachtig met het zwarte hout, terwijl ook de fijnheid van het metaalgraveerwerk een prachtig contrast maakt met het kloeke houtsnijwerk in zwart.
De vraag die ons nog rest richt zich op het gebruik van dit voorwerp. Wanneer het louter een opbergdoos is, dan bewaarde de roker er zijn pijpen in. Meer waarschijnlijk is echter dat het voorwerp een onderdeel was in een gezamenlijke rookceremonie. In dat geval kwam de doos tevoorschijn bij herenbezoek en werd de tweede pijp aan de geëerde gast aangeboden. Daarnaast was de dubbele pijpenkas een gadget voor een rijke koopman die deze meenam bij een sociaal bezoek, gedragen door zijn bediende. Uit deze luxe foedraal kon zijn bediende zowel zijn meester als zijn gastheer een pijp aanbieden. Zo kwamen pronkfunctie en ceremonieel gebruik tezamen want samen roken is meer dan samen drinken.
© Don Duco, Amsterdam Pipe Museum, 2018. Foto Walter Lensink
Afbeelding
1. Foedraal voor twee kleipijpen, koloniaal, totale lengte 68 cm, gesneden ijzerhout met zilverbeslag. Coromandelkust, 1670-1700.
Amsterdam, collectie Six, inventarisnummer 00154-00