Something about the miniature pipe, a Gouda curiosity item
Auteur:
Don Duco
Original Title:
Iets over het miniatuurpijpje, een Gouds curiositeitsartikel
Année de publication:
1995
Éditeur:
Stichting Pijpenkabinet
Description :
General overview of the miniature pipe as a by-product in the Gouda and other pipe makers, including the tools.
Het miniatuurpijpje is een merkwaardig bijartikel uit de traditionele Goudse pijpenfabriek. We mogen het miniatuurtje zien als de vervolmaking van het marktaanbod. Een pijpenmaker voegt dit artikel aan zijn assortiment toe als uitbreiding op zijn gangbare modellen. De definitie van het miniatuurpijpje luidt: een standaard tabakspijp zij het van klein formaat, niet bedoeld om te roken maar louter voor de sier of als geschenkvoorwerp. Het bijzondere aan de miniatuur is dat het een getrouwe kopie van een echte pijp is en in principe gerookt kan worden. Dit artikel inventariseert de kennis over het miniatuurpijpje en beschrijft het fenomeen vanuit voorkomen, vervaardiging en verkoop. Objecten uit de collectie van het Pijpenkabinet in Amsterdam worden als illustratie gebruikt.
Oudste voorbeeld
Het oudst bekende miniatuurpijpje stamt uit ongeveer 1720 en is geproduceerd in het bedrijf van Arij Jacobsz. Danens uit Gouda of diens zoon Jacob Arijse Danens, die hem in 1722 opvolgde. In Gouda behoorde de familie Danens tot de grootste ondernemers van hun tijd en talloze werkplaatsen verzorgden de orders die dit bedrijf naar alle delen van de wereld zond. Als prestigieuze fabriek is het niet verwonderlijk dat ook curiosagoed tot de productie behoorde. Zo vinden we een prachtig en zeer goed uitgevoerd miniatuurpijpje dat tussen 1710 en 1720 moet zijn geïntroduceerd. Dergelijke producten waren bedoeld als curiosagoed, in eerste instantie voor de rijken die als liefhebberij een poppenhuis bezaten en daarin mocht ook het rookgerei niet ontbreken. Daarnaast kan het voorwerp als relatiegeschenk dienst hebben gedaan.
In het prachtige poppenhuis dat zich in het Centraal Museum in Utrecht bevindt, zijn de pijpjes van Danens bewaard gebleven. In een heus in miniatuur nagemaakt bennetje, een plat pijpenmandje dat in die tijd algemeen gangbaar was, ligt een dozijn van deze minipijpjes. Initiatiefneemster tot dit poppenhuis was Petronella de la Court (1625-1707) uit Amsterdam, die met deze liefhebberij al in de zeventiende eeuw startte. Het dozijn pijpjes dat daarin te vinden is werd overigens pas rond 1720 toegevoegd. Wel een bewijs dat een poppenhuis nooit af was en altijd weer werd aangevuld, in sommige gevallen zelfs gemoderniseerd. De vroege pijpjes van Danens zijn een prachtig voorbeeld van de nauwgezette wijze waarop miniatuurgoed werd gemaakt. Zij zijn werkelijk de miniatuuruitvoering van de gewone gangbare tabakspijp uit die tijd. De ketel was toen nog trechtervormig en de pijpen hebben het uiterlijk van de fijne of porceleijne soort, inclusief het glaaswerk van het oppervlak en zelfs met toepassing van een hielstempel op het hakje of voetje onderaan de pijpenkop. Tenslotte is ook een bandstempel rond de steel aangebracht.
Wat betreft de minipijpen is het poppenhuis van De la Court een uitzondering. In de verschillende andere poppenhuizen in de Nederlandse musea vinden we ook miniatuurpijpjes, echter die zijn of niet van klei gemaakt of van veel later datum. Begrijpelijk, want de minipijpjes zijn uiterst breekbaar. Het is te verwachten dat bij de voorjaarsschoonmaak juist dergelijke voorwerpen een groot risico liepen om te sneuvelen om vervolgens voor nieuwe te worden vervangen.
Wanneer voor de pijpjes overigens alternatieve materialen werden gebruikt, dan komen we ze tegen in zilver (afb. 1), doch gepaster zijn de kleine pijpjes die van glas zijn gemaakt. Vooral witgetint opalineglas is gebruikt, een materiaal dat qua kleur redelijk overeenstemt met klei. De meeste van deze geblazen glaspijpjes vertonen overigens een slechte gelijkenis met de oorspronkelijke voorbeelden van klei. Wat dat betreft zijn de producten van Danens dus uniek en buitengewoon geslaagd.
Voor de productie gebruikten de pijpenmakers in Gouda een persvormpje in miniatuur dat zeker lange tijd meeging, want de oplages waren doorgaans klein omdat het artikel meer curiositeit was dan een economisch geslaagd artikel. Een productieperiode van meer dan een generatie is zeker aannemelijk. Daarna zal het persvormpje veranderd of vernieuwd zijn omdat het pijpmodel de aansluiting met de gangbare kleipijp had verloren. Uit de achttiende eeuw zijn verder geen miniatuurpijpjes overgeleverd.
De miniatuurpijp blijft ook in de negentiende eeuw in productie, zij het nog altijd op beperkte schaal. Over de miniatuurtjes uit de tijd tot 1850 weten we weinig. Alleen een vermelding op de expositie in Haarlem maakt duidelijk dat een zichzelf respecterende fabrikant naast de gangbare pijpen ook miniatuurgoed kon leveren. In de Catalogus der voortbrengselen van Nederlandsche Volks- en Kunstvlijt, die in 1825 ter gelegenheid van de Haarlemse expositie wordt uitgegeven, staat een vermelding over miniatuurpijpjes. De Goudse fabrikanten Pieter Stomman en Cornelis Prince nemen deel aan deze tentoonstelling en tonen daar temidden van een verscheidenheid aan gewone tabakspijpen ook miniatuurpijpjes. Bij Prince wordt zelfs expliciet vermeld dat zij in een doosje verpakt zijn. Behalve rechte modellen worden deze pijpen ook met een geknoopte steel geleverd.[1] De catalogusvermelding uit 1825 is een mooi bewijs dat het curiositeitartikel sinds Danens niet was verdwenen.
Veralgemenisering vanaf 1850
Vanaf 1850 verbreden veel pijpenfabrieken hun assortiment en komt het miniatuurpijpje bij meer bedrijven in productie. Het wordt sterker gewoonte dat fabrikanten hun productieaanbod spiegelen aan de concurrent en in veel gevallen kan men niet achterblijven daaraan ook een miniatuurtje toe te voegen. Bovendien is het zeker zo dat wanneer men eenmaal de investering in een persvorm had gedaan, het vormpje op onverwachte momenten zijn rendement opleverde.
Naar model onderscheiden we twee soorten miniatuurpijpen. De meest bekende heeft een ovale ketel en is een verkleining van de gangbare Goudse pijp al bestaat in ketelformaat en steellengte variatie. Het lijkt er op dat de langere versies met een steel van 8 tot 15 centimeter het eerst populair worden. Zij hebben soms een pijpenkop waaruit in principe gerookt zou kunnen worden, zij het met een minimale hoeveelheid tabak. Als tweede categorie bestaan er de echte miniatuurpijpjes met een steellengte tussen de 4,5 en 6 centimeter, die technisch wel functioneren maar waarin nauwelijks plaats is voor tabak. Vooral deze producten zijn geschikt als relatiegeschenk. Tegen het einde van de negentiende eeuw overheerst dit korte type met de zeer kleine ketel. Alleen van de firma P. Goedewaagen en Zoon bleven daarvan exemplaren bewaard. De eenvoudigste is glad en onversierd (afb. 2), de variant is gewerkt en vertoont op de kop en steel een fijne rank met bloemen (afb. 3).
Behalve in witbakkende klei komen in de tweede helft van de negentiende eeuw ook producten van roodbakkende pijpaarde op de markt. Deze kleur was al in 1826 door een Goudse pijpenmaker geïntroduceerd maar werd pas na 1860 meer algemeen.[2] Wanneer niet veel later de zwartgebakken pijpen mode worden, is het miniatuurpijpje ook in die kleur verkrijgbaar. De verkoop van de pijpjes in drie kleuren maakte de aanschaf van een kwart of een half dozijn exemplaren zelfs aantrekkelijker.
Ten opzichte van de gewone pijp is de miniatuurpijp met reliëfdecoratie vrij algemeen. De prestigefunctie en vooral de waarde van het pijpje als visitekaartje maakt dat men met een gedecoreerd exemplaar merkadvertentie kan maken. Hoe klein de ketel ook is, aan weerszijden wordt een zelfstandige afbeelding aangebracht. Verschillende afbeeldingen zijn gerelateerd aan het pijpenmerk zoals een voorstelling van de Hoop (afb. 4), de Fortuna (afb. 5) of het melkmeisje (afb. 6). Juist de afbeelding van het merk maakt de pijpjes geschikt als relatiegeschenk bij tentoonstellingen en presentaties. Verder komen enkele minutieus uitgewerkte reliëfdecoraties voor, zoals een bloeiende plant in staand ovaal (afb. 7) terwijl de bloemenrank (afb. 8) het meest gangbaar is. Een ander voorbeeld getuigt van minder fantasie en toont aan weerszijden van de ketel een stip in een cirkel omgeven door een cirkel van stippen (afb. 9).
Een interessante verkoopakte uit 1893 (afb. 10) vermeldt de overdracht van een miniatuurvormpje waarop de decoratie van een pijpenmerk is aangebracht.[3] Vanwege het pijpenmerk, waarop een geregistreerd eigendomsrecht rust, kan de overdracht van het vormpje niet vrij plaatsvinden. In het persvormpje staat namelijk aan één zijde van de ketel de afbeelding van het merk Fortuin, dat eigendom is van de verkoper Gerardus Johannes van Baalen. Koper is C.J.C. Prince van de firma Jan Prince & Cie die vaker gereedschap aanschafte en er dikwijls op uit was om met het gereedschap ook de rechten op het merk te verkrijgen. De verkoopprijs van deze miniatuurpersvorm bedraagt vier gulden.
Het meest algemeen zijn echter de miniatuurpijpen met aan weerszijden van de steel een slingerende tak in de bochten aangekleed met cirkelvormige bloemknopjes waarin een fantasiebloem met zes blaadjes herkenbaar is (vgl. afb. 8). Deze soort is al voor 1876 in productie, getuige de presentatie van Pieter Goedewaagen op de wereldtentoonstelling in Philadelphia.[4] Ook in 1883 presenteert Goedewaagen, dan als firma P. Goedewaagen & Zoon, zich in Amsterdam op een tentoonstelling met naast zijn gewone pijpen de miniatuurtjes en gebruikt deze daar tevens als relatiegeschenk. Bij het bezoek van koning Willem III aan dit evenement krijgt deze van de fabrikant een doosje miniatuurpijpjes aangereikt. De bron vermeldt dat de koning deze ‘op welwillende wijze onder dankzegging aannam’.[5]
Kort na het jaar 1900 ontstaat in Gouda een nieuw model miniatuurpijp met een kromkop ketel die aangeduid wordt met bullekopje (afb. 11). De kop is geïnspireerd op de Engelse kromkop en vanwege de grotere ketelinhoud was dat pijpmodel als rookpijp toen meer geliefd. In hoeverre dit model is afgekeken van voorbeelden uit Engelse fabrieken is onduidelijk maar zeker waarschijnlijk. Een andere variant is de lange miniatuur, die al rond 1880 op de markt verschijnt, maar pas na 1900 meer gangbaar wordt (afb. 12).
Het miniatuurtje in de fabrikantencatalogus
Een bron van belang voor de soorten miniatuurpijpjes en hun periode van productie is de fabrikantencatalogus die vanaf 1890 door verschillende Goudse bedrijven worden uitgegeven. De catalogus van de firma P. van der Want Gzn. van kort na de eeuwwisseling illustreert vier modellen miniatuurpijpjes (afb. 13). In tegenstelling tot de andere pijpmodellen in de catalogus zijn deze miniatuurpijpjes niet van een modelnummer voorzien. Dat is begrijpelijk want er zijn maar vier soorten die in uiterlijk voldoende verschillen zodat verwarring bijna niet mogelijk is. De hoofdreden dat miniatuurpijpjes doorgaans geen vormnummer hebben is dat de persvormpjes zo klein waren dat zij geen plaats boden om een gegraveerd of ingeslagen modelnummer aan te brengen. Door het geringe aantal en het kleine formaat waren zij in de kasterij toch voldoende herkenbaar.
De firma P. van der Want Gzn. voerde rond 1900 als soorten een korte miniatuur die op de steel voorzien is van de gebruikelijke slingerende bloemenrank. De lengte van dit product bedraagt .. centimeter. De tweede soort is een lange miniatuur, die niet is versierd en een steellengte heeft van negen centimeter. Daarnaast worden er nog twee andere miniatuurpijpjes verkocht die geen rechte steel hebben maar als krulpijp worden geleverd. De zogenaamde kleine krulminiatuur heeft een enkelvoudig geknoopte steel en wordt gemaakt uit dezelfde persvorm als de korte miniatuur. De groote krulminiatuur heeft eveneens een geknoopte steel en dit pijpje is versierd met het wapen van Gouda. Als rechte pijp heeft dit product een steellengte van dertien centimeter lengte.
De firma P. Goedewaagen & Zoon levert de miniatuurpijpjes eveneens in verschillende modellen en ook hier zijn geen modelnummers in de persvormen geslagen. Reeds in de eerste catalogus die kort na 1890 verschijnt zien we twee miniatuurtjes (afb. 14). Heel toepasselijk heeft men het ontbreken van modelnummers opgelost door de miniatuurpijpjes met een nulnummer een eigen aanduiding te geven: de modelnummers 0 en 00, afgebeeld in de marge van serie 12 samen met ouderwetse tabakspijpen.[6] Deze weinig prominente plaats in de catalogus zegt iets over de beperkte commerciële waarde van het artikel.
Nummer 0 is een gewerkt pijpje voorzien van de bekende bloemenrank met een steel van zes centimeter (vgl. afb. 8). Van dezelfde grootte heeft men onder nummer 00 een gladde versie van dit exemplaar beschikbaar. Rond 1900 voegt Goedewaagen onder nummer 000 een bullekopje toe (afb. 15), een pijpje met een kromkop ketel, dat vanwege de iets grotere ketel ook een langere steel heeft en 6,5 centimeter meet (vgl. afb. 11). Onder nummer 0000 tenslotte beeldt men de langste miniatuur af, die weer het bekende ovale model heeft en zonder decoratie wordt geleverd (vgl. afb. 12). In tegenstelling tot de firma P. van der Want Gzn. illustreert Goedewaagen geen miniatuurkrulpijpen in hun catalogus, maar uiteraard kan een fabriek deze op speciaal verzoek wel leveren en dat is ook gebeurd.
Ook in de catalogus van de firma P.J. van der Want Azn. uit circa 1930, dan vooral bekend onder de naam Zenith, wordt het miniatuurpijpje als item vermeld en afgebeeld (afb. 16). Op pagina 18 zien we twee miniatuurdoosjes met ieder een half dozijn pijpjes. De korte exemplaren zijn op de steel voorzien van een rank en vertonen een bloempje aan weerszijden van de ketel. De lange miniatuurpijpen worden onversierd geleverd. Uiteraard is het doosje voorzien van een gedrukt etiket waarop de firmanaam prijkt.
Prijzen
Dankzij catalogi en prijscouranten hebben wij enig inzicht in de prijzen van de miniatuurpijpjes. De oudste bron stamt uit 1855 en vermeldt voor een gros miniatuurpijpjes een bedrag van ƒ 2,50.[7] Dat is voor die tijd heel duur want die prijs staat gelijk aan een gros figurale pijpen met het portret van koningin Victoria of een gros bovenmaatse keizerspijpen van maarliefst 33 duim lengte. Duidelijk is dat in die periode het miniatuurpijpje weinig courant is en de verkoop ervan niet wordt gestimuleerd.
Een rekening van het handelshuis Prince in Amsterdam aan de firma P.J. van der Want Azn. in Gouda laat zien dat het miniatuurpijpje in 1901 per gros 1 gulden vijftig kost ofwel nauwelijks meer dan een cent per stuk (afb. 17). Opmerkelijk is echter, dat in de meeste bronnen de miniatuurtjes verkocht worden per zes stuks, een half dozijn dus en verpakt in een doosje. Bij de meeste geschenkdoosjes gaat het om drie kleurvariaties, van ieder twee stuks. De pijpjes worden tegen breuk beschermd door deze in watten te leggen. In het jaar 1900 kost zo’n geschenkdoosje bij de fabriek twintig cent. De waarde van de pijpjes ligt dan op circa 6 cent, de rest is voor het luxe doosje en de moeite van het verpakken. Opnieuw ligt de prijs dicht bij een gewone tabakspijp.
De bullekopjes hebben een iets grotere kromkop ketel en kosten per doosje in 1906 zestien cent. De prijs lijkt iets gezakt ten opzichte van het jaar 1900, maar we moeten bedenken dat de bullekopjes gemakkelijker te maken zijn. De prijslijst licht toe dat bij grotere afname van miniatuurtjes niet in afzonderlijke geschenkdoosjes, de fabriek op aanvraag een speciale offerte kan doen. Van die grotere aantallen bleef een doosje bewaard met een klepdeksel met opdruk aan de binnen- en buitenzijde inclusief de vermelding van het merk ES gekroond (afb. 18). Als vulling zien we hier een half gros lange miniatuurpijpen in de kleuren wit en rood. De zwarte uitvoering lijkt bij Goedewaagen minimaal in de productie te zijn geweest en ontbreekt daarom ook in deze halfgros verpakking.
Het prijsverschil tussen kort en lang weten we dankzij een prijslijst uit 1919. Per gros kost de korte onversierde miniatuur ƒ 1,65, de lange ƒ 2,90. Opnieuw is dat voor die tijd voor een kleipijpje een serieuze prijs. Tussen de prijzen vanuit de fabriek en die voor de consument berekend werden zit zo’n tachtig procent verschil. Uiteraard werden de meeste pijpjes per stuk of per half dozijn verkocht. Op een doosje met zes lange miniatuurpijpen schreef een detaillist rond 1925 ‘45 cent per stuk’.[8] Ten opzichte van het jaar 1900 is die prijs dus niet erg veranderd en dat is opmerkelijk want de gewone kleipijp nam in die periode drastisch in prijs toe.
Uit de catalogus van de firma P.J. van der Want Azn. leren we dat een doosje korte pijpjes vanuit de fabriek in de jaren 1920 22,5 cent kost. Voor een doosje met langere pijpen berekent men 27,5 cent. Hier gaf de dubbele steellengte een prijsverhoging van twintig procent. Deze was blijkbaar nodig om de uitval van dit breukgevoelige artikel te compenseren. Interessant genoeg is dat prijsverschil tussen kort en lang bij Goedewaagen veel groter is, namelijk maarliefst veertig procent en dat bewijst dat de prijsberekening per bedrijf kan verschillen.
Een opmerkelijk archiefstuk is een rekening van de pijpenmaker Van den Broek uit Gouda (afb. 19). Hij levert in 1932 aan de firma Van der Want & Barras 1 gros en 22 stuks miniatuurpijpjes die ƒ 3,45 kosten. Terugrekenend komt dat neer op een fractie meer dan 2½ cent per stuk en opnieuw is dat voor die tijd een serieuze zo niet hoge prijs. Van der Want & Barras produceerde in die tijd beschilderde pijpenrekjes die met dergelijke pijpjes werden gevuld. Ook bij Goedewaagen bestelden zij miniatuurtjes, zoals uit opdrachtbrieven uit maart en juni 1935 blijkt (afb. 20). De eerste keer gaat het om een gros gewerkte miniatuurpijpjes, drie maanden later bestelt men 1,5 gros gewone pijpjes. In wandrekjes gehangen kon men met een gros een kleine dertig rekjes vullen.
Wanneer Arie de Jong van de firma De Jong & Co in 1976 zijn bedrijf opheft ligt de prijs van een miniatuurpijpje op een gulden per stuk maar bij afname van een doosje van een gros bedraagt de prijs honderd gulden ofwel 69 cent per stuk. In 1977 heeft hij nog een voorraad van zes gros staan en wanneer deze laatste doosjes miniatuurtjes zijn uitverkocht is het definitief met de levering gedaan. In 1978 is dat het geval en sindsdien worden in Gouda geen miniatuurpijpjes meer verkocht.
Productiemateriaal en vervaardiging
Naast de pijpjes zelf, hun voorkomen en prijs is er nogal wat informatie over het gereedschap bekend. Vanwege de aandoenlijke aard van dit miniatuurgereedschap is er relatief veel van bewaard gebleven. Het gereedschap voor miniatuurpijpjes is in principe gelijk aan het pijpenmakersgereedschap van het gangbare formaat. Steeds gaat het om een nauwkeurige kopie van een standaard persvorm maar dan op kleine schaal. Uiteraard zien we in het gereedschap een zekere evolutie terug die het mogelijk maakt een voorwerp in zijn tijd te plaatsen.
De oudste persvorm die hierbij wordt afgebeeld (afb. 21) is een miniatuuruitvoering voor een pijp met een relatief grote ketel die in principe gewoon zou kunnen worden gerookt. In feite gaat het hier om een halve grootte van de zogenaamde halfmaatspijp, die weer de halve grootte van de standaard maatpijp is. Kort gezegd een kwart van de standaard Goudse tabakspijp. De vormdoos voor deze miniatuur heeft hier de gebruikelijke nokkenopzet die voor de gangbare lange Goudse persvormen werd gebruikt, inclusief een rechthoekige laatste nok onder de vorm. Bij deze vorm, die sluit met vijf pen-gat verbindingen, zijn ook in de kroon de gebruikelijke stuurpennen aangebracht. De pijp zelf is glad en onversierd behoudens een geruwde zone direct achter de ketel die bij het stopperen van de pijp de klei tegen het wegglijden moet behoeden. Deze expliciete markering is in de tweede helft van de negentiende eeuw aangebracht.
De tweede vorm is van veel later datum en stamt uit de tweede helft van de negentiende eeuw (afb. 22). De buitenvorm is niet langer gebaseerd op de veel langere persvorm, maar er is sprake van een nieuwe vormgeving. De pijp is hier een echte miniatuur geworden met kleine ovale ketel en lange steel aan het eind van een knopmondstuk voorzien. De geringe ketelinhoud maakt roken vrijwel onmogelijk maar in ieder geval zinloos. Ook bij dit exemplaar is achter de ketel een geruwde zone aangebracht.
Van veel kleinere schaal is een persvormpje dat eveneens diende voor de productie van een ovaal model kleipijpje met een tamelijk gebolde ketel (afb. 23). Met deze a-typische ketelvorm wordt in feite een specifiek miniatuurmodel geboren. Als ook voor de twee eerder beschreven vormen geldt, is wel de persvorm bewaard gebleven, maar is nog nooit een pijpje uit deze vorm teruggevonden. De datering moet rond 1850 liggen, de productie loopt tot aan het eind van de negentiende eeuw door. Daarna is de vorm niet meer gebruikt.
Ook van de versierde miniatuur bleef een persvorm bewaard (afb. 24). Deze vroege gewerkte vorm toont de bekende slingerende rank met in de bochten bloempjes. Op de ketel zijn naast bloemknopjes bij uitzondering ook twee drieklavers te zien. Deze persvorm is sterk gesleten hetgeen wijst op een langdurig gebruik, vooral zichtbaar aan de afgesleten nokken aan de onderzijde. Opmerkelijk aan dit vormpje is verder het aangegoten steelstuk waarmee de vorm en dus ook de pijpensteel met ruim een centimeter werd verlengd. De ouderdom van dit vormpje wordt ook bewezen doordat in de kroon nog de gebruikelijke stuurpennen aanwezig zijn.
Uitzonderlijk is een ijzeren persvormpje voor langere miniatuurpijpjes (afb. 25). Opvallend hieraan is het eenvoudige sluitsysteem met slechts twee pengat verbindingen. Reden dat voor ijzer is gekozen ligt mogelijk in het gegeven dat hierin rode pijpjes werden geperst, waarvan de kleur van het eindproduct niet door eventuele roestsporen van het ijzer van de vorm kon worden bedorven. Bij dit exemplaar, dat van rond het jaar 1900 moet dateren, is geen markering van het steeleind aangebracht terwijl ook de stuurpennen in de kroon ontbreken. Duidelijk is dat geleidelijk de kenmerken van de standaard persvorm verdwijnen en een eigen vormgeving ontstaat, al blijft het pijpje zelf onveranderd.
Vanzelfsprekend zijn uit de twintigste eeuw meer persvormpjes bewaard gebleven. Van de firma P. Goedewaagen & Zoon bevindt zich een vorm voor miniatuurtjes in de collectie van het Pijpenkabinet (afb. 26). Hier gaat het nog om een persvorm waarvan het gietwerk van de gebruikelijke Goudse professionaliteit getuigt. Wel is het graveerwerk betrekkelijk eenvoudig en is wellicht zelfs op een iets latere datum in de vorm aangebracht.
Ook van de pijpenfabriek De Jong & Co is enig gereedschap bewaard gebleven. Het mooiste voorbeeld is wel het miniatuurvormpje dat tot op het laatst is gebruikt (afb. 27). Ook hier is een decoratie aangebracht van een slingerende lijn, al is deze niet langer met bloemknopjes versierd, maar met gladde stippen. De vormgraveur die dit werk verzorgde beschikte dus niet meer over het juiste slagstempel. Wel is het voorwerp zelf prachtig van maaksel. De vormkast heeft de juiste verhouding en ziet er heel professioneel uit. Inclusief de gebruikelijke inkepingen in de sluitpennen, waarvan de betekenis nog altijd niet bekend is.
Van de persvorm van De Jong voor het bullekopje bevinden zich zelfs twee exemplaren in het Pijpenkabinet. De eerste (afb. 28) moet in de jaren 1930 door Frank de Jong persoonlijk zijn gemaakt en vooral de buitenzijde van de vorm getuigt van een slordige wijze van werken. Deze is onregelmatig en volgt niet de gebruikelijke omschrijvende vorm waarbij de nokken voor de sluitpennen expliciet uit de vormdoos steken. Wanneer deze vorm vrij wordt neergezet staat deze scheef en dat heeft als gevolg dat de vorm in de bankschroef geklemd, bij het aandraaien van de schroef iets opwipt. Ook het oppervlak van de pijp aan de binnenzijde is nogal oneffen, al moet dit bij de eindproducten nauwelijks zijn opgevallen. Het andere persvormpje (afb. 29) heeft een meer professioneel uiterlijk en stamt vermoedelijk uit een andere pijpenmakerij, al is de herkomst hiervan niet bekend. Dit vormpje is tot in de jaren 1960 in gebruik gebleven.
Behalve de persvormen zijn ook enkele stoppers in de collectie van het Pijpenkabinet aanwezig. Ook deze zijn in miniatuur uitgevoerd maar in technisch opzicht wijken zij soms af van de gebruikelijke Goudse ketelstoppers. De stootplaat van de stopper ontbreekt namelijk, waardoor het boren van de ketelopening sterker op het gevoel moet gaan (afb. 30). Verder bestaan er ook stoppers die geslepen zijn uit een grotere stopper, bijvoorbeeld van een sigarenpijp. In die gevallen fungeert het oorspronkelijke stopperdeel als stootplaat tegen de vormkast en kan de stopper nooit te diep in de ketel worden gedrukt (afb. 31).
Van het andere gereedschap is alleen één weijer bewaard gebleven (afb. 32). Het is overigens gebruikelijk dat het kleine gereedschap als weijers en schenkers werden weggegooid. Wanneer dit gereedschap enkele jaren was bewaard, maakte roest dat hergebruik onmogelijk werd. Bij de meeste miniatuurpijpjes werd geen botter gebruikt. De ketelopening werd glad afgesneden en qua afwerking was dat voldoende.
Tenslotte dient nog een complete set miniatuurgereedschap vermeld te worden, gemaakt door Abraham Husselson (1800-1868) uit Gouda, die dateert tussen 1850 en zijn overlijden. Husselson werkte aanvankelijk in de pijpenmakerij maar was later klokkenmaker en instrumentmaker. Of hij ook voor het miniatuurpersvormpje in dat ensemble verantwoordelijk is, blijkt niet. Deze complete set moet voor een expositie zijn gemaakt, bedoeld om de techniek van het pijpmaken duidelijk te maken, want in feite is dit miniatuurgereedschap te mooi om te gebruiken. Dit bijzondere ensemble werd in 1941 aan het Goudse museum geschonken.[9]
De vervaardiging van miniatuurtjes was vaak geen werk voor in de fabriek, maar eerder een bijverdienste voor pijpenmakers 's-avonds thuis en valt dus eerder onder de categorie huisvlijt. Met een klein schroefje en wat miniatuurgereedschap werd er bij lamplicht 's-avonds nog een stukje productie gemaakt. Het bakken vond uiteraard wel op de fabriek plaats. Hiervoor waren speciale kleinformaat pijpenpotten in gebruik met een hoogte van zeventien centimeter en een diameter van negentien (afb. 33). In de oven werden deze potten gestapeld in de zwikken van de andere potten en namen zo praktisch geen ruimte in.
Voorbeelden uit de twintigste eeuw
Het miniatuurgoed krijgt in de twintigste eeuw een nieuwe belangstelling wanneer de pijpenfabrieken zich verbreden met een plateellijn en miniatuur wandrekjes gaan maken. In dergelijke rekjes is plaats voor vier, vijf of zes miniatuurpijpjes. Die mode start rond 1920 met minutieuze rekjes die aansluiten aan het formaat pijpjes van dat moment. Wanneer al snel wat grotere wandrekjes op de markt komen, worden de miniatuurpijpjes eveneens een slagje groter uitgevoerd om beter bij het plateelrekje te passen.
Bij Goedewaagen wordt rond 1925 een nieuwe uitvoering van het miniatuurtje geïntroduceerd. Bij die pijp is de ketel wat boller uitgevoerd en lezen we op de steel het opschrift "GOEDEWAAGEN" (afb. 34). De reclametekst sluit aan bij de campagne die de fabriek voerde, waarin de slogan "Goedewaagen zie naam op den steel" altijd werd genoemd. De firma P.J. van der Want Azn. werkte uit een oud persvormpje waarin het merk melkmeisje traditiegetrouw op de ketel stond. Dit vormpje was in 1898 uit de boedel van de firma Jan Prince & Cie overgenomen. Hiervan bestaan twee versies, bij de ene staat het melkmeisje in een ovale cirkelomlijsting, bij de andere bestaat de lijst uit stippen (vgl. afb. 4). Geleidelijk raakte het persvormpje verzeept maar het werd niet vervangen waardoor de voorstelling devalueerde tot een bijna onherkenbaar spookachtig silhouet.
Naast de bekende kleikleuren wit, rood en zwart werd het miniatuurpijpje soms ook opgeschilderd. Het voorkomen van een rode en blauwe baan om de ketel refereert aan de Nederlandse vlag, in oorlogstijden werd hiervoor in de plaats twee rode banden aangebracht, naar men zegt omdat de Nederlandse vlag niet mocht worden afgebeeld. Rood-wit-rood waren overigens ook de kleuren van het Goudse wapen. Een enkel miniatuurtje is uitbundiger beschilderd, zoals een pijpje met rode verf waarbij de filt ofwel ketelopening met goudverf is geaccentueerd (afb. 35).
In 1934 zet de voorman van Goedewaagen, Frank de Jong een eigen bedrijf voor pijpen en aardewerk op. Tot zijn assortiment behoren al snel ook miniatuurpijpjes. Zijn modellen worden geïnspireerd op die van Goedewaagen, hetgeen niet verwonderlijk is, want in dat bedrijf kreeg hij zijn opleiding. De Jong start met een korte miniatuur versierd met een slingerende bloementak zoals de andere bedrijven die ook maakten al is zijn product wat schetsmatiger van gravering (afb. 36). De licht brokkelige, slingerende lijn op dit pijpje houdt verband met slecht graveergereedschap. Het formaat is iets groter dan van de andere fabrieken en sluit daarmee beter aan bij het door De Jong geleverde wandrekje. Deze grote versie van de miniatuurpijp van De Jong moet nog uit de jaren 1930 dateren en blijft tot na 1960 leverbaar.
In de jaren vijftig of zestig wordt een nieuw persvormpje voor miniatuurpijpjes gemaakt dat al ter sprake kwam en waarvan het pijpje beduidend kleiner is. Ook de decoratie is verder verstrakt (afb. 37). De oorspronkelijk naturalistische bloemenrank is tot een bijna mechanische zigzag lijn verworden, in de zwikken vinden we niet langer bloemknopjes maar stippen. Daarmee heeft het pijpje een indringende maar weinig elegante decoratie gekregen. Ook de verhouding tussen keteldiameter en steeldikte is onverwacht en in feite is de pijpenkop te klein uitgevoerd. Beide graveerstijlen van De Jong zijn overigens mooie voorbeelden van de technische veranderingen in de pijpenmakerij die het altijd weer mogelijk maken een product betrekkelijk scherp te dateren.
In de jaren dertig, veertig en vijftig van deze eeuw werden miniatuurtjes van de firma De Jong standaard als thuiswerk gemaakt bij moeder de vrouw in de huiskamer, zittend aan de eettafel. De fabrieken konden dat werk niet voordeliger verzorgen. Een bekende toeleverancier van miniatuurtjes is de zelfstandig werkende pijpenmaker P.B. van den Broek uit Gouda. Van hem kwam al een rekening voor de levering van miniatuurtjes ter sprake (vgl. afb. 19).
Naast verkoop in de populaire wandrekjes continueert ook de levering in het geschenkdoosje. De prachtige doosjes met glanzend etiket en grafisch zorgvuldig uitgevoerde teksten zijn tot ongeveer 1930 in gebruik. In de hoogtijdagen heeft de firma Goedewaagen twee versies, een doosje met etiket in het Nederlands (afb. 38) en eenzelfde met een Franstalig etiket (afb. 39). Na 1920 verandert de firmanaam in NV Goedewaagen (afb. 40). Tegelijkertijd komt er een lang doosje voor een halfdozijn lange miniatuurpijpjes in gebruik (afb. 41). In de crisistijd treedt een zeker verval in de geschenkdoosjes in. Geleidelijk maken de chiquere doosjes plaats voor eenvoudige kartonnen doosjes met een verstrakte tekstopdruk in rode letters waarin het drukkersnummer wordt vermeld en die duiden op een datering van na 1940 (afb. 42).
Een aantrekkelijke variant is het cellofaandoosje met opdruk in blauw op de bovenzijde, dat aan het begin van de jaren 1950 op de markt verscheen (afb. 43). De doorkijkfunctie van de verpakking moet sterk verkoopbevorderend hebben gewerkt. Een stukje vette watten op de bodem van de doosjes gaf bescherming aan de breekbare inhoud. Het cellofaandoosje is de laatste halfdozijnsverpakking die de NV Goedewaagen leverde. De grootverpakking voor een gros miniatuurpijpjes werd al sinds de Eerste Wereldoorlog niet meer gebruikt.
Bij de NV Goedewaagen werden de laatste miniatuurpijpjes voorzien van het steelopschrift "GOEDEWAAGEN" ruim voor 1960 geperst (vgl. afb. 34). Overigens bleven deze tot in de jaren 1970 leverbaar en dat geeft aan hoe groot de voorraad was of hoe klein de omzet. Bij Zenith en De Jong werden in de jaren zestig nog wel miniatuurpijpjes vervaardigd. Deze recente pijpjes hoeven niet goed bekeken te worden om te zien dat de productie van dergelijk miniatuurgoed op zijn einde loopt. Ook het doosje is vereenvoudigd, zoals dat van Zenith bewijst (afb. 44). Vooral het persvormpje van Van der Want is dan sterk verzeept en alleen met moeite is de decoratie nog herkenbaar. Verwonderlijk voor deze pijpenfabriek is dat de laatste producten zelfs massief van steel zijn! De arbeidslonen waren omhooggestuwd terwijl het artikel zelf als te onbeduidend werd gezien. De firma De Jong heeft ook nog een eigen halfdozijnsverpakking geïntroduceerd, die de eenvoud van de jaren 1950 uitstraalt (afb. 45).
Tot slot dient de grootverpakking voor de detailhandel nog ter sprake te komen, bestemd om pijpenrekjes mee te vullen maar ook om los uit te verkopen. Na de Tweede Wereldoorlog introduceert De Jong hiervoor nog een nieuwe versie omdat zij dan in de verkoop van miniatuurpijpjes grossieren. Het gaat om een rechthoekige doos met geelgetint papier beplakt. Op de deksel is de stadhuisgevel van Gouda afgedrukt die de souvenirfunctie van het product benadrukt (afb. 46).
Zelfs na 1960 bleef een zekere vraag naar miniatuurpijpjes bestaan. Inmiddels was het belang deze van klei te maken niet meer groot, want de consument relateerde de minipijpjes niet langer aan de traditionele Goudse pijp. Dat rechtvaardigde de verzeepte decoratie en een niet doorboorde steel. Het is daarom niet verwonderlijk dat al voor 1980 een wit plastic pijpje tot stand is gekomen, waarvoor de grote miniatuur van De Jong als voorbeeld diende (afb. 47). Alleen de hiel is iets langer uitgevoerd en deze is licht gebogen en heeft daarmee een geslaagde vorm gekregen. Helaas is ook bij dit pijpje de steel niet doorboord. Zij worden per drie in een gedrukt messing pijpenstandaardje verkocht.
Buitenlandse miniatuurtjes
De fijnheid waarop de Goudse pijp zich had ontwikkeld zien we dus ook terug in de aantrekkelijke en welverzorgde miniatuurpijpjes. Bij pijpenmakerijen in het buitenland is dit anders want daar heeft dit artikel zich nooit goed kunnen ontwikkelen. In geen van de ons omringende landen is het minipijpje ooit tot een volwaardige prestatie gekomen. Dat spreekt uit enkele voorbeelden die hier behandeld worden. Uit Engeland zijn de miniatuurpijpen uit de zogenaamde Gramwill Smokers' Set (afb. 48) het meest bekend. Het gaat om platte rechthoekige geschenkdoosjes door een firma in reclameartikelen als relatiegeschenk gebruikt. In een klein kartonnen doosje treffen we doorgaans drie rookartikelen aan: een tabakszak, een tabakspakje of lucifersdoosje en een miniatuurpijpje. De bedoeling van dit artikel is om klanten in spé te wijzen op de verschillende soorten advertentie-artikelen die deze firma voor hun kon verzorgen.
De oudste miniatuurpijpjes uit deze geschenkdoosjes zijn het meest natuurgetrouw. Aanvankelijk wordt het Britse pijpmodel gevolgd en wel de zogenaamde Irish met een kromkop ketel, die sterk op het bullekopje lijkt maar wat plomper is met een zwaardere ketelwand. Typisch Engels bij dit miniatuurtje is de filtradering die in de persvorm is aangebracht. Op de steel lezen we overlangs aan weerszijden in intaglio het reclameopschrift "GRAMWILL", een wijze van merken afgekeken van de gangbare Engelse tabakspijp van dat moment. Later treffen we in hetzelfde geschenkdoosje een pijpje aan dat sterker op het Goudse bullekopje lijkt en dus minder Engels van uitstraling is (afb. 49). Het steeleind wordt overeenkomstig de Engelse gewoonde met een rode tip afgewerkt.
Van veel later datum is de Sincola toy pipe, een miniatuurpijpje met een kromkop ketel en korte steel (afb. 50). De term Sincola adverteert een nieuwe soort pijp van extra poreuze klei, die een maximale absorptie van de tabakssappen garandeert. Dit pijpje is gezien zijn korte steel echter niet als rookgerei bedoeld maar is louter voor de sier of als kinderspeelgoed bestemd. De oorspronkelijke uitvoering is in calciné ofwel witte pijpaarde voorzien van een gele lak die deels is bruingebrand. Omdat een restvoorraad bij de fabriek bleef staan zijn de witte pijpjes tegenwoordig het meest algemeen, al zijn dit in feite halfproducten. Vermoedelijk gaat het ook hier om een reclameartikel voor de merknaam Sincola die ook voor gewone pijpen werd gebruikt. Het speelgoedpijpje voor kinderen maakte dus reclame voor een merknaam. Deze miniatuurpijp is uitgebracht door de firma John Pollock & Sons in Manchester.
In het Duitse Westerwaldgebied is eveneens door enkele pijpenmakerijen een miniatuurpijp gemaakt. Ook hier is weer gekozen voor een kromkop ketelmodel dat verdacht veel lijkt op het Goudse bullekopje, zij het dat de steel wat korter en vooral grover is (afb. 51). Veel producten zijn op de steel in reliëf voorzien van het opschrift "GERMANY" dat veel te indringend is voor het kleine formaat van het artikel. Opnieuw constateren we een groot kwaliteitsverschil met de verfijnde Goudse producten.
Uit Frankrijk zijn geen miniatuurpijpjes bekend. Wel werden door sommige fabrieken kleine uitvoeringen van gangbare kleipijpen gemaakt, zoals de hierbij afgebeelde gezichtpijpjes uit Saint-Quentin-la-Poterie (afb. 52). Of het hier om kinderspeelgoed gaat of om geschenkartikelen of pijpen bestemd om een sigarettenpeuk in op te roken is niet duidelijk. Wellicht speculeerde de fabrikant ook op die onduidelijkheid om geen afzet mis te lopen.
Zeker is dat de verfijning in de Goudse pijpennijverheid tot een aantrekkelijk en realistisch stukje miniatuurgoed heeft geleid. Dat begint al in de eerste kwart van de achttiende eeuw als een luxe en natuurgetrouwe kopie voor het poppenhuis. In de negentiende eeuw ontaardt het in een geschenk- en curiositeitsartikel al dan niet om de naamsbekendheid van de fabriek te stimuleren. Een nieuwe functie wordt gevonden als het beschilderde plateelrekje vanaf 1920 zijn intrede doet. Halverwege deze eeuw zet verval in die rond 1975 tot een eind leidt. In de buitenlandse bedrijven heeft de vervaardiging van miniatuurpijpjes het Goudse niveau bij lange na niet gehaald. Vanwege de kalkachtige klei en de matige afwerking zijn het weinig aantrekkelijke geschenkartikelen geworden zonder enig esthetisch belang. Aardig is dus dat zelfs uit de miniatuurpijp de superioriteit van de Goudse pijpennijverheid spreekt.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 1995.
Afbeeldingen
- Miniatuurpijpjes van zilver in verschillende historische modellen zoals de dubbelconische zeventiende eeuwse pijp, de Goudse maatpijp en de kortere kromkop versie. Nederland, Schoonhoven en anders, 1850-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 112abc, Pk 14.673 - Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel met glad afgesneden mondstuk. Onversierd. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1880-1910.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.173
- Miniatuurpijpje met op de ketel en steel slingerende rank met bloemknopjes. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1890-1900.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.829
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel links in reliëf de Hoop met anker, ketel rechts tak met bloem. Gouda, 1940-1950.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 186c
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel links in reliëf Fortuna. Gouda, firma Jan van Baalen, 1880-1895.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 1.611
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel links in reliëf merk melkmeisje en rechts de molen. Gouda, firma P.J. van der Want Azn., 1900-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 6.413a
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel weerszijden in reliëf bloemenrank met op de ketel een ovaal waarin een bloeiende plant. Gouda, 1880-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 6
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel weerszijden in reliëf bloemenrank met fijne bloemknoppen. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1890-1910.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.187
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel weerszijden in reliëf stippen rond een centrale stip. Gouda, 1890-1925.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 186d
- Verkoopakte waarbij Gerardus Johannes van Baalen aan C.J.C. Prince van de firma Jan Prince & Cie een miniatuurvormpje verkoopt voorzien van het pijpenmerk Fortuin. Gouda, 1893.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 3.098
- Miniatuurpijpje, zogenaamd bullekopje met kromkop ketel, hiel en rechte steel. Ketel beschilderd in rood en blauw als de Nederlandse vlag. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, 1900-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 1.214
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en lange rechte steel met glad afgesneden steeleind. Onversierd. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1880-1910.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.768, Pk 10.769
- Miniatuurpijpjes in de catalogus van de firma P. van der Want Gzn., Gouda, 1910-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.382a
- Miniatuurpijpjes in de vroegste catalogus van de firma P. Goedewaagen & Zoon, Gouda, 1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.996
- Miniatuurpijpjes in de catalogus 6 van de firma P. Goedewaagen & Zoon, Gouda, 1924.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.053
- Miniatuurpijpjes in de catalogus van de firma P.J. van der Want Azn., Zenith, Gouda, 1925-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.356a
- Rekening van het handelshuis Prince in Amsterdam voor levering van zes gros miniatuurpijpjes aan de firma P.J. van der Want Azn. in Gouda. Amsterdam, 1901.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 6.794d
- Goedewaagen verpakkingsdoos voor een half gros miniatuurpijpjes met op deksel in blauw gedrukt het fabrieksmerk ES gekroond. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1890-1910.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 7.576
- Rekening door de pijpenmaker P.B. van den Broek aan Van der Want & Barras wegens de levering van miniatuurpijpjes. Gouda, 1932.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet, documentatie
- Opdrachtbrieven aan de Koninklijke Goedewaagen voor de bestelling van miniatuurpijpjes. Gouda, firma Van der Want & Barras, 29-03-1935 en 04-06-1935.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet, documentatie
- Persvorm voor miniatuurpijpen met ovale ketel, hiel en rechte steel. Onversierd. Gouda, 1780-1850.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.404
- Persvorm voor miniatuurpijpen met kleine ovale ketel, hiel en steel met knopmondstuk. Onversierd. Gouda, firma Jan Prince & Cie, 1840-1900.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.619
- Persvorm van messing in twee delen voor miniatuurpijpje met gebolde ovale ketel, hiel en rechte steel. Onversierd. Gouda, 1840-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.447
- Persvorm van messing in twee delen voor miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel weerszijden slingerende bladertak met bloemknopjes. Steeleind verlengd. Gouda, 1840-1890.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.448
- Persvorm van ijzer in twee delen voor miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en lange rechte steel. Onversierd. Gouda, 1895-1910.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.449
- Persvorm van messing in twee delen voor miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel in reliëf bloemenrank, steel rechts "GOEDEWAAGEN". Compleet met weijer. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1910-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.998
- Persvorm van messing in twee delen voor miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel weerszijden slingerende bladertak met gladde stippen. Gouda, firma De Jong & Co, 1950-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.575
- Persvorm voor bullekopje, miniatuurpijpje met kromkop ketel, hiel en rechte steel. Oneffen oppervlak, onversierd. Gouda, firma De Jong & Co, 1934-1938.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.687
- Persvorm voor bullekopje, miniatuurpijpje met kromkop ketel, hiel en rechte steel. Onversierd. Gouda, gebruikt door firma De Jong & Co, 1910-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 438
- Stopper voor het uithollen van de ketel van een miniatuurpijpje. Gouda, firma P. van der Want Gzn., 1800-1880.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.775
- Stopper geslepen uit een stopper voor sigarenpijpen. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1890-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.260
- Weijer voor het maken van het rookkanaal in miniatuurpijpjes. Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1910-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.998bis
- Pijpenpot met cilindrische vorm van roodbruine chamotte. Gouda, firma P. van der Want Gzn., 1900-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 14.778
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel. Ketel en steel weerszijden in reliëf bloemenrank met steelopschrift "GOEDEWAAGEN". Gouda, NV Goedewaagen, 1930-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 4.279
- Miniatuurpijpje, zogenaamde krulpijp met ovale ketel, spoor en geknoopte steel. Ketel en steel weerszijden in reliëf slingerende rank. Beschilderd in effen rood met accenten in bronsverf. Gouda, firma De Jong & Co, 1935-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 1.100b
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel, ketel en steel weerszijden bloemenrank, groter formaat. Gouda, firma De Jong & Co, 1935-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 186f
- Miniatuurpijpje met ovale ketel, hiel en rechte steel, ketel en steel weerszijden bloemenrank, de bloemknoppen zijn door stippen vervangen. Gouda, firma De Jong & Co, 1950-1975.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 186i
- Doosje met rechthoekig formaat met op etiket "P. GOEDEWAAGEN & ZOON". Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1880-1910.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.405
- Doosje met rechthoekig formaat met op etiket "P. GOEDEWAAGEN et FILS". Gouda, firma P. Goedewaagen & Zoon, 1880-1910.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 6.237
- Doosje met aangepaste Nederlandse tekst "N.V. GOEDEWAAGEN”, Gouda, NV Goedewaagen, 1920-1940.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 3.549a
- Doosje met lang formaat, op het etiket "N.V. GOEDEWAAGEN”, Gouda, NV Goedewaagen, 1920-1940.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 22
- Miniatuurdoosje van karton voor half dozijn pijpjes met op deksel gedrukt “K2024”. Gouda, NV Goedewaagen, 1945-1955.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 2.255bis
- Geschenkdoosje van cellofaan met op deksel gedrukt "GOEDEWAAGEN GOUDA - HOLLAND". Gouda, NV Goedewaagen, 1950-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.767a
- Geschenkdoosje van karton met op deksel in blauw "PLATEELBAKKERIJ EN PIJPENFABRIEK ZENITH GOUDA HOLLAND". Gouda, firma P.J. van der Want Azn., Zenith, 1930-1955.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 3.515bis
- Miniatuurdoosje van karton voor half dozijn pijpjes met op deksel gedrukt "DE JONG'S PIJPEN- EN AARDEWERKFABRIEK GOUDA. TELEFOON 3662-3677". Gouda, firma De Jong & Co, 1941-1945.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 2.436bis
- Verpakking voor gros miniatuurpijpjes met op het deksel gedrukt de stadhuisgevel van Gouda en een tekst. Gouda, firma De Jong & Co, 1950-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 1.885
- Miniatuurpijpje van wit plastic met ovale ketel, gebogen hiel en rechte steel. Ketel en steel weerszijden bloemenrank. Nederland, 1975-1985.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 186k
- De Gramwill Smokers’ Set, een geschenkdoosje van een firma die advertenties verzorgt. Lucifersdoosje met opschrift "GRAMWILL TOBACCO POUCHES ARE THE BEST". Op het sigarettendoosje, waarin tien sigaretten "WILD WOODBINE CIGARETTES, W.D. & H.O. WILLS, BRISTOL & LONDON...etc.". Pijpje onversierd met roodgeverfd steeleind. Engeland, Londen ?, 1900-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.999
- Miniatuurpijpje van klei uit een Gramwill Smokers’ Set. Engeland, Londen ?, 1900-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 7.247
- Zogenaamde Sincola toy pipe, firma John Pollock & Sons, 1930-1955.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 9.352, Pk 9.353
- Miniatuurpijpje met kromkop ketel, hiel en korte rechte steel met glad afgesneden mondstuk. Duitsland, Westerwald, 1930-1955.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.679
- Miniatuurpijpje met figurale ketel en rechte steel. Frankrijk, Saint-Quentin-la-Poterie, 1870-1910.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 8.254
Noten
[1] D.H. Duco, Bronnen tot de geschiedenis van de pijpennijverheid in Gouda, Amsterdam, 1976 e.v., G1825.
[2] D.H. Duco, De tabakspijp als Oranjepropaganda, Leiden, 1992, p 56.
[3] Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 3.098, 10-01-1893.
[4] Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 7.348 foto’s stand Pieter Goedewaagen, Philadelphia.
[5] Duco, (Bronnen Gouda), G1883-09-09.
[6] Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.996, serie 12 in de marge.
[7] Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.040 prijslijst Goedewaagen 1855, opgenomen onder nummer 51. Ook: Pk 10.041 dezelfde prijslijst in het Frans, onder nummer 51 pipes en miniature 2,50.
[8] Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 22.
[9] Duco, (Bronnen Gouda), G1874-1943.