The oldest Gouda press mould

Auteur:
Don Duco

Original Title:
De oudste Goudse persvorm

Année de publication:
1996

Éditeur:
Pijpenkabinet

Description :
A press mold from 1748 with engraving commemorating the Peace of Aachen placed in the spotlight.

In 1959 werd in Museum Willet Holthuijsen in Amsterdam een expositie ingericht gewijd aan Oranjekeramiek ofwel gelegenheidsvoorwerpen opgedragen aan het Huis van Oranje.[1] Terecht signaleerde Dirk van der Want, pijpenfabrikant in Gouda, als genodigde bij de opening van deze tentoonstelling dat aan tabakspijpen met Oranjevoorstellingen op deze expositie nauwelijks aandacht werd besteed. Als telg van ’s werelds oudste pijpenfabriek moest daar wat aan gebeuren. Buiten catalogus bracht hij een persvorm in die sinds jaar en dag bezit van de familie Van der Want was. Deze messing vorm ging door voor de oudste Goudse pijpenvorm die bewaard was gebleven (afb. 1).

01-13.248- gereedschap-persvorm-vrede-aken-01
Afb. 1a. APM 13.248
01-13.248-gereedschap-persvorm-vrede-aken-02
Afb. 1b. APM 13.248

Dit artikel beschrijft deze opmerkelijke persvorm en wel vanuit verschillende invalshoeken. Naast de technische kenmerken van de vorm gaat de tekst in op de soort pijp en de versiering daarop. Verder beschrijft het de geschiedenis achter de persvorm voor zover die te reconstrueren is. Kortom, alle denkbare aspecten van dit bijzondere historische voorwerp komen aan bod.

De persvorm

De persvorm in kwestie is van messing gemaakt en bestaat uit twee delen met een lengte van 32,5 centimeter. Het uiterlijk van de vorm wijkt niet af van de andere persvormen die in Gouda zijn gebruikt. De buitenvorm is strak om de binnenvorm gesneden en vertoont dus een lomp pijpmodel met scherpe buitenranden. Langs de bovenzijde bevinden zich drie nokken en langs de onderzijde vier. De vormhecht ofwel het sluitsysteem bestaan uit vijf pengat verbindingen, waarbij conische ijzeren sluitpennen voor een wrikvaste hechting van de twee helften zorgen. Ten behoeve van het minimaal openen van de vorm tijdens de productie zijn de sluitpennen aan de linker zijde bovenaan geplaatst en aan de rechter zijde onder. In geopende toestand zien we de pijp die is uitgesneden, bovenaan de ketel voorzien van een aanloopstuk, de zogenaamde kroon. De ketel heeft een overwegend ovale vorm en is voorzien van een hiel, de steel is recht met een glad steeleind. Pas in het laatst van de negentiende eeuw is aan die steel een knopmondstuk toegevoegd.

Opvallend aan deze persvorm is de lichte uitvoering, het lijkt erop dat messing zo kostbaar was dat hiervan een minimum werd gebruikt. Het gewicht van de vorm bedraagt daardoor slechts1,22 kg. Dit geringe gewicht was voor de pijpenmaker overigens gunstig want hoe minder deze behoefde te tillen, deste minder zwaar was zijn werk. Een eeuw later zijn de persvormen beduidend zwaarder.

01-13.248-persvorm-vrede-aken-1
Afb. 1c. APM 13.248
01-13.248-persvorm-vrede-aken-2
Afb. 1d. APM 13.248

De soort pijp waar deze persvorm voor bestemd was, is heel specifiek. Het gaat namelijk niet om een standaard pijp, een zogenaamde maatpijp waarvan het ketelformaat en de steellengte door het gilde waren vastgesteld. Hier is echter sprake van een kleinere uitvoering, die de treffende benaming halfmaatspijp draagt. De pijp is namelijk precies half zo groot als de standaard maatpijp, zowel qua ketelformaat als qua steellengte. Daarmee is zij het ultieme symbool voor de systematische wijze van denken van de Goudse pijpenmakers, waarbij alle producten in een vastgestelde maatverhouding pasten.

De halfmaatspijp was een aanvulling op het assortiment. De doelgroep van deze speciale soort is moeilijk vast stellen. In ieder geval maakte de productie ervan maar een fractie van de totale pijpenvervaardiging uit. Daarvoor was een technische reden. Dankzij hun kortere steel konden bij het vullen van de pijpenpotten steeds enkele cirkels halfmaatspijpen bovenin de pot worden geplaatst, in de open ruimte onder het deksel die anders ombenut bleef. Omdat zij in feite dus gratis konden worden meegebakken, werd de winstmarge interessanter. De bescheiden klantenkring stond in relatie tot de beperkte oplage en dat moest zo blijven anders ging het voordeel van het benutten van de restruimte in de pijpenpot verloren.

De hier besproken persvorm is niet glad maar heeft een reliëfdecoratie. Zij diende voor de productie van een gelegenheidspijp, waarvan de voorstelling is opgedragen aan de vrede van Aken. Het sluiten van deze vrede vond in 1748 plaats en werd in Europa uitbundig gevierd omdat het voor diverse landen een opbloei van de vrije handel betekende. Verschillende gezaghebbende pijpenmakers brachten daarom ter gelegenheid van deze vrede een feestpijp uit. Het gaat dus om een gelegenheidspijp die in het gemelde jaar op de markt is gebracht. De reliëfversiering op de ketel is door een zilversmid aangebracht. Dat gebeurde met een burijn, een soort guts waarmee het messing kon worden weggestoken, gecombineerd met een fors aantal slagstempels, waarmee snel en gemakkelijk motiefjes konden worden afgeslagen. De meest toonaangevende zilversmeden die dit werk verrichtten waren Dillis en Johannes van Oyen, respectievelijk vader en zoon die in Gouda op de Markt hun beroep uitoefenden.[2] Vader Dillis moet daarmee al in de jaren 1730 begonnen zijn.

02-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-03
Afb. 2. APM 13.248

Bij deze pijp is de ketel niet volledig rond maar zeszijdig afgevlakt en iedere paneel is van een voorstelling voorzien (afb. 2). Vier zijden tonen portretten van de vier vorstelijke personen die bij de Vrede van Aken betrokken waren. Aan de steelzijde van de ketel zijn in reliëf de gekroonde portretovalen van keizerin Maria Theresia en keizer Frans I te zien met onderlangs "KEISERI(N)” en “KEISER". Aan de keerzijde van de ketel zien we de koning van Engeland en stadhouder Willem IV met eronder de opschriften "K.ENGE" en "ORANIE". Reden deze vorm op de genoemde Oranjetentoonstelling in Amsterdam in te brengen was uiteraard het borstbeeld van prins Willem IV van Oranje-Nassau. Verder toont de ketel aan weerszijden een paneel met tweemaal twee gekroonde wapenschilden die betrekking op de voorgestelden hebben. Aan de linker zijde zien we Habsburg boven en Oranje onder, op de rechter ketelzijde zien we Hongarije boven en Engeland onder. Links op de hiel is het bijmerk met het Goudse wapenschild geplaatst als kenmerk van herkomst en kwaliteit (afb. 9).

03-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-04
Afb. 3. APM 13.248
04-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-05
Afb. 4. APM 13.248

Als vormgraveurs staan de Van Oyens bekend om hun streven naar een perfecte en exacte weergave van de voorstelling, inclusief de heraldische details. Om dat te bereiken inspireren zij zich op contemporain prentwerk. Dankzij een goed voorbeeld en een zorgvuldige werkwijze herkennen we in de minutieuze wapens de Habsburgse adelaar compleet met een sabel en een lans in de linker klauw en een wereldbol in de rechter. Duidelijk is dat zelfs de kleinste beeldelementen met de grootste precisie werden overgenomen. Het wapen van Hongarije is gevierendeeld en voorzien van een hartschild. Ook hier ontbreken de details niet, inclusief een juist weergave van de heraldische kleuren door arceringen of stippen.

05-13.248-persvorm-vrede-aken-09a
Afb. 5a. APM 13.248
05-13.248-persvorm-vrede-aken-09b
Afb. 5b. APM 13.248
05-13.248-persvorm-vrede-aken-09c
Afb. 5c. APM 13.248

In de twintigste eeuw raakte de rechter vormhelft helaas beschadigd. Vermoedelijk gebeurde dit door een steentje in de klei waardoor de details bij het persen werden weggeritst. De reparatie heeft zijn sporen nagelaten, vooral omdat voor het herstellen van de details niet het juiste gereedschap is gebruikt. De gravering is om die reden schetsmatig en met de hand aangebracht en is zodoende geheel anders van uitstraling. Bovendien wist de reparateur zich met de reconstructie van de wapens geen raad: bij het Hongaarse wapen is het hartschild bijvoorbeeld vervangen voor drie liggende streepjes, terwijl bij het Engelse wapen alleen de drie lelies van het tweede kwartier nog herkenbaar zijn.

06-13.248-persvorm-vrede-aken-08a
Afb. 6a. APM 13.248
06-13.248-persvorm-vrede-aken-08b
Afb. 6b. APM 13.248
06-13.248-persvorm-vrede-aken-08c
Afb. 6c. APM 13.248

Onverwacht aan deze vorm is verder dat de nokken waarin de sluitpennen zich bevinden en ook de kroon, het aanloopstuk naar de pijpenkop, versierd zijn met motieven die niet bestemd zijn om te worden afgedrukt. Zij hebben louter een decoratieve functie. Met behulp van slagstempels zijn deze versierselen aangebracht en het gaat zonder uitzondering om slagstempels uit de Goudse vormmakerij. De afbeelding van het melkmeisje is op meerdere plaatsen te zien en komt in twee formaten voor (afb. 10-13). Daarnaast zijn andere motieven gebruikt zoals een zwijn bereden door een mannetje (afb. 14), een slang (afb. 15), staande haan (afb. 16) of staand mannetje (afb. 18), twee zwemmende zwanen ter weerszijden van een kroon (afb. 19) of een hand met uitgestoken vinger (afb. 17). De meeste tekens zijn aan pijpenmakersmerken ontleend. Het versieren van deze persvorm op deze onverwachte wijze is overigens gebeurd om het voorwerp aantrekkelijker te maken wanneer dat als historisch object zou worden getoond. Aangezien de gebruikte slagstempels uit de werkplaats van de Goudse vormmakersfamilie Van Oyen komen, later door hun opvolgers overgenomen, moet de decoratie ruim voor het jaar 1900 zijn aangebracht. De ingeslagen versiering op de nokken werd dus zeker lang voor de reparatie van de wapenschilden toegevoegd.

Meer over de decoratie

In mijn publicatie over de Oranjepijp wijdde ik al een hoofdstuk aan de Vrede van Aken.[3] Als een intermezzo zijn deze herdenkingspijpen te plaatsen in de geschiedenis van de Oranjepijp, omdat stadhouder Willem IV bij de ondertekening van deze vrede een rol speelde. Toch is onze Oranjeprins slechts op een beperkt aantal Vrede van Aken-pijpen afgebeeld.[4]  In veel andere gevallen zijn namelijk de vorsten van Pruisen en Rusland weergegeven.[5]

De Vrede van Aken viel samen met de grootste bloei van de Goudse pijpennijverheid. Niet verwonderlijk dus dat meerdere florerende bedrijven belangstelling hadden een feestpijp te maken.[6] De meest prestigieuze versie was een vaasvormige pijpenkop die werd gebracht door de vermogendste Goudse makers als Jan van Leeuwen, Arij van Houten, Frans Verzijl en Jacob de Vos. Drie van deze fabrikanten waren vooral handelaren en exporteurs van pijpen. Van Houten bekleedde een specifieke positie, hij stond bekend om zijn assortiment van vooral curieuze pijpen en daarmee leverde hij voor veel Goudse bedrijven aanvulling op het reguliere exportgoed. Bij de minder uitbundige vierzijdige versie van de Vrede van Aken pijp zien we deels dezelfde namen: De Vos, Van Houten en Verzijl, verder maakte Pieter Lens deze pijp.

07-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-06
Afb. 7. APM 13.248
08-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-07
Afb. 8. APM 13.248
09-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-12
Afb. 9. APM 13.248

De zeskante versie zoals hier besproken is beduidend algemener en deze soort is dus ook door de meeste makers geproduceerd. Zij bestaat in twee formaten: in de meest algemene maatversie met een standaard ketel en in de halfmaats uitvoering. Naast Frans Verzijl brachten Anthonie Soufreu, Abraham van den Berg en andere makers deze pijp. Zelfs in Alphen aan den Rijn werd een zeszijdige Vrede van Aken pijp geproduceerd en wel door Philip Jansz. Hoogenboom.[7] Dat deze versiering niet na korte tijd van de markt verdween, wordt bewezen door een zeskante Aken-pijp van Gerrit Kuijlink die tegen het eind van de achttiende eeuw nog werd geproduceerd.

De bekendste maker van de Vrede van Aken-pijp is Jan van Leeuwen, die van 1744 tot 1771 werkzaam was en het belangrijke merk D voerde. Van hem is bekend dat hij contacten met de residentie onderhield en vaker versierde pijpen maakte die naar ’s-Gravenhage werden vervoerd. Dergelijke pijpen zouden in de Hofstad gerookt zijn op het moment dat de plechtigheid plaatsvond. Het bedrijf van Van Leeuwen gaat in 1773 over op zijn zoon Cornelis en blijft tot 1861in de familie. Bij opheffen gaan enkele persvormen over op Joost Fransz. Sparnaay waaronder de gegraveerde halfmaats vorm met de Vrede van Aken erop. Sparnaay brengt deze pijp opnieuw op de markt, nu voorzien van zijn eigen makersmerk de MG gekroond, maar de productie was van korte duur en stopte al rond 1870. De persvorm verdween niet veel later in de smeltkroes.

De halfmaats Aken-pijp onderscheidt zich niet alleen door zijn formaat van de grotere zeszijdige exemplaren maar ook door een toegevoegde versiering aan de ketelbasis waar ter weerszijden een maskerkopje te zien is, omgeven door wat bladwerk op een geschulpt fond. Een tweede nagenoeg identieke versie is hiervan bekend, terwijl een derde variant op deze plaats het wapenschild van Zeeland en dat van Veere toont. Twee van de drie exemplaren hebben een in reliëf versierde steel gehad, bestaande uit ingeslagen bladmotiefjes en andere ornamentwerk. De hier besproken persvorm heeft echter een gladde steel en dat moet altijd zo zijn geweest. In de negentiende eeuw is deze steel wel iets ruimer gemaakt, omdat de pijpen met een dikkere steel werden geleverd, een zaak van mode maar vooral een bewijs van het geleidelijk afnemende vakmanschap. Toen is ook het reeds vermelde knopmondstuk in de vorm toegevoegd.

Na een oplage op het moment dat de actualiteitswaarde nog optimaal was, is de productie van de Vrede van Aken-pijp verschoven naar de categorie toegift. Pijpenmakers gaven een gewerkte pijp cadeau bij een gros gewone, onversierde pijpen. Opnieuw kenmerkt de Goudse nijverheid zich door perfectie en systematiek: met hetzelfde voorkomen als de gewone pijp wordt een versierd product geleverd, dat als een lokkertje bovenop een mandje gewone pijpen wordt gelegd. Aangezien de halvemaats uitvoering van de kleipijp nooit een gangbaar artikel is geweest, is de vormslijtage ook geringer zodat de persvorm jaren kan meegaan omdat deze slechts één of twee weken per jaar in productie is. Zo overleefde onze persvorm de achttiende eeuw en vervolgens ook de eeuw erna.

Geschiedenis

Het is niet eenvoudig de gang van een stuk gereedschap door de tijd te achterhalen. Enkele jaren geleden publiceerde ik dat voor een Oranjevorm uit 1767 en kwam toen tot een aardige en vooral goed sluitende reconstructie.[8] Met deze persvorm liggen de mogelijkheden tot bewijs minder gunstig. Om te beginnen ontbreekt het ons aan de pijpen die in deze specifieke persvorm zijn geperst. De eerste maker blijft daardoor onbekend. We moeten hem zoeken in de groep van illustere Goudse pijpenmakers die het zich konden permitteren een assortiment op te bouwen waarin naast de gangbare standaardmodellen ook de halvemaats versie aanwezig was. Van de belangrijke huizen moet Van Leeuwen worden uitgesloten, van hem kwam de halfmaats Aken-pijp al ter sprake.

10-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-19
Afb. 10. APM 13.248
11-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-20
Afb. 11a. APM 13.248
11-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-21
Afb. 11b. APM 13.248
12-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-22
Afb. 12a. APM 13.248

In ieder geval is zeker dat er in de negentiende eeuw dus twee halfmaats persvormen bewaard waren, opgedragen aan de Vrede van Aken. De eerste is de reeds besproken vorm waarmee Sparnaay werkte, de tweede de hierbij afgebeelde persvorm. Deze laatste vorm wordt door Cornelis Prince bemachtigd, al weten we helaas niet wie eerder eigenaar was. Hoewel het verleidelijk is te veronderstellen dat deze persvorm werd aangeschaft bij de liquidatie van het belangrijke handelshuis Verzijl in 1820, is dat vermoedelijk niet juist. Verzijl richtte zich overwegend op de productie van maatpijpen en bovenmaats werk, voor de korte producten hadden zij slechts een handelsfunctie en deze werden bij kleinere bedrijven betrokken. De persvormen voor dit goed bevonden zich ook daar.

12-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-23
Afb. 12b. APM 13.248
13-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-13
Afb. 13. APM 13.248
14-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-15
Afb. 14. APM 13.248
15-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-16
Afb. 15. APM 13.248
16-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-29
Afb. 16. APM 13.248

In de negentiende eeuw slaat de betekenis van de vorm om, van een overjarig stuk gereedschap krijgt zij een historische waarde. Vanaf dat moment is de vorm gebruikt als voorbeeld bij tentoonstellingen wanneer het toepasselijk was om de geschiedenis van de pijpenmakerij te illustreren of gewoon als een persvorm te laten zien. In die tijd gebeurde dat nog niet bij exposities in museaal verband, maar wel promotioneel in het licht van de pijpennijverheid, bijvoorbeeld op nijverheidstentoonstellingen. Om die reden is de vorm toen met slagstempels opgeleukt om het stuk gereedschap tot een decoratief voorwerp te verheffen. Het meermalen voorkomen van het merk melkmeid onderstreept het eigendom van de familie Prince. Cornelis en later diens zoon Jan Prince gaven leiding aan een traditioneel Gouds bedrijf dat graag de historie van hun huis liet zien. Vooral van Jan Prince is bekend dat hij belangstelling voor geschiedenis had. De firma bezat het beroemde historische merk melkmeid dat zij in 1804 in huur kreeg en vanaf 1807 in eigendom verwierf en tot het eind in 1897 gebruikten. Het merk melkmeid was een teken dat zowel vanuit de geschiedenis als vanwege het commerciële belang geliefd was.

17-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-25
Afb. 17. APM 13.248
18-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-27
Afb. 18. APM 13.248
19-13.248  ger-persvorm-vrede-aken-26
Afb. 19. APM 13.248

Waar Prince de vorm had opgedaan en wanneer blijft dus onbekend. Wat dat betreft is het wachten op de vondst van een vroege afdruk uit deze vorm waarvan het hielmerk ons naar de maker verwijst en die weer naar een logisch verband met de familie Prince leidt. Als traditioneel bedrijf richtte Prince zich overwegend op het langere goed, de korte pijp wordt er pas na 1850 bij grotere aantallen geperst. We moeten het bezit van de vorm eerder zien als een voorwerp met een hoge curiositeitswaarde, dan als een productiemiddel. Indien gewenst kon uiteraard wel productie in de vorm worden gemaakt al is ook hiervan nog geen bewijs teruggevonden.

Eind 1897 werd de firma Jan Prince & Cie bij gebrek aan opvolging opgeheven. Een van de voor Gouda grootste firma’s met een vormenbezit van zo’n duizend stuks hield uitverkoop. Onder dit gereedschap bevond zich veel incourant materiaal en het merendeel hiervan is in de smeltkroes beland omdat er binnen de nog werkende pijpenmakerijen geen emplooi meer voor was. De bedrijfstak slonk steeds verder en er was gereedschap te over. In maart 1898 kocht de firma P.J. van der Want Azn. uit de boedel van de firma Jan Prince een fors aantal persvormen waaronder dit exemplaar.[9] Vanaf dat moment tot aan het faillissement in 1984 behoorde deze persvorm tot de inventaris van de firma P.J. van der Want Azn. in Gouda.

De liquidatie van het bedrijf van Prince is even kenmerkend als de uitverkopen van andere bedrijven in de decennia daarvoor. Binnen de branche waren de grotere fabrikanten vaak niet elkaars vriend omdat zij van onderlinge concurrentie veel te lijden hadden. Wanneer er van opheffen van een bedrijf sprake was, dan vond de verkoop onder de meer goedgezinde concurrenten plaats. Om die reden kreeg fabrikant Goedewaagen naast Prince toen de grootste, bijvoorbeeld geen toegang tot de uitverkoop, dit in tegenstelling tot de beide neven Van der Want met fabrieken in de Kuipersteeg en de Keizerstraat. Zij konden daar wel kopen en namen de meest courante gereedschappen over, inclusief de merken waarop nog orders rusten. De firma P.J. van der Want Azn. kocht bij die gelegenheid ook het merkteken melkmeid.

20-19.356a-aken-krulpijp-vrede-van-aken
Afb. 20. APM 19.356a

Het vormenbezit van de firma P. van der Want Gzn. ging in de jaren 1929-1930 verloren. In de economische malaise van de aardewerkstaking werden de incourante persvormen als oud koper verkocht en omgesmolten. Bij de firma P.J. van der Want Azn. gebeurde dit in veel mindere mate. De gekaste pijp had daar een groter belang en maakte nog een wezenlijk deel van de productie uit.  In de fabriekscatalogus van de jaren 1920 zien we deze pijp dan ook nog afgebeeld (afb. 20). In die tijd werd de Aken-pijp als krulpijp geleverd bestemd als souvenirartikel of als ijspijp. De oplage moet echter beperkt zijn gebleven, omdat de vraag gering was.

De laatste productie vond in de jaren 1950 plaats. Toen zijn uit deze persvorm nog een handjevol pijpen geperst. Ook zij werden als krulpijp geleverd. Deze krulpijpen werden aan de vaste afnemers van de Zenith, de firma P.J. van der Want Azn. ten geschenke gegeven om de historie van de fabriek te benadrukken. Deze traditie was door firmant Dirk van der Want geïnitieerd om de geschiedenis van ’s werelds oudste pijpenfabriek jaarlijks onder de aandacht te brengen.

Ook na het faillissement van de firma P.J. van der Want Azn. in 1983 verdween de vorm niet uit het zicht. Zo werd deze als oudste persvorm afgebeeld in het prentenboek van Krommenhoek en Vrij.[10] In november 1992 ging het eigendom van dit object over naar het Pijpenkabinet. Aanleiding was de tienjarige openstelling van dit museum in Leiden. Schenker was dezelfde Dirk van der Want uit Gouda, die als zevende generatie Van der Want de historie van het bedrijf en de Goudse pijpennijverheid in het algemeen een warm hart toedroeg. Met zijn schenking uitte hij de waardering voor het onderzoek naar de Goudse pijp, een taak die in Gouda bleef liggen. Kort daarvoor al was deze vorm in de twee publicaties over de Oranjepijp opgenomen[11] en bij de rondreizende tournee in zes Nederlandse en twee buitenlandse musea te zien geweest.[12] Daarna bleef de persvorm als oudst bewaard gebleven exemplaar ijkpunt voor het vormmakersambacht in Gouda en de hoge kwaliteit van de Goudse versierde pijp. Ook dit artikel draagt tot dat predicaat bij.

 

© D.H. Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 1996.

 

Afbeeldingen

  1. De oudst bewaarde Goudse persvorm met decoratie opgedragen aan de Vrede van Aken in geopende toestand. Messing met decoratie in slagstempeltechniek en graveerwerk, sluitpennen van ijzer. Gouda, 1748.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.248
  2. De gegraveerde ketelhelften naast elkaar.
  3. Detail van de twee ketelhelften die de zeszijdige vormgeving laten zien.
  4. Idem 3.
  1. De wapenafbeeldingen aan de rechter zijde van de ketel met boven het wapen van Habsburg en onder dat van Oranje.
  2. De wapenafbeeldingen aan de linker zijde van de ketel met boven het wapen van Hongarije en onder dat van Engeland, beide graveringen opnieuw uitgevoerd en met minimale detaillering.
  3. Medaillon met het profielportret van prins Willem IV van Oranje.
  4. Medaillon met het profielportret van de koning van Engeland.
  5. Detail met het bijmerk Gouds wapenschild dat sinds 1739 de porceleijne kwaliteit benadrukt.

10-13. Het melkmeisje op verschillende manieren aangebracht als decoratie van de pesrvorm zowel op de nokken als in de kroon (13).

  1. De linker zijde van de kroon waarin een zwijn bereden door een mannetje.
  2. Afslag van het pijpenmerk slang, in de achttiende eeuw een belangrijk exportmerk.
  3. Een van de minder gezaghebbende decoraties: een staande haan.
  4. Onduidelijke motiefjes waaronder een hand met uitgestoken vinger en twee andere.
  5. Staande man en dwars daar op een zwijn, dezelfde stempels als in de kroon zijn aangebracht.
  6. Twee zwemmende zwanen ter weerszijden van een kroon.
  7. Afbeelding van de Aken-krulpijp in de fabriekscatalogus van de Zenith, firma P.J. van der Want Azn. in Gouda, 1925-1930.
    Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.356a

 
Noten

[1]     Tentoonstelling "Oranje boove", museum Willet Holthuysen, Amsterdam, cat. nr 211, 3 juli – 12 october 1959, Vrienden van de Nederlandse ceramiek, 1959, nr 15.

[2]      Don Duco, De tabakspijp als Oranjepropaganda, Leiden, 1992, p 21-23.

[3]      Duco, (Oranjepropaganda), 1992, p 41-44.

[4]      D .H. Duco, Vorstelijke pijpen, Inventarisatie van kleipijpen gewijd aan Nederland en Oranje, Leiden, 1992, p 53, nr 138. De Oranjeprins samen met de koning van Engeland.

[5]      Duco, (Vorstelijke pijpen), Leiden, 1992, p 53, nr 139, p 55, nr 145.

[6]      Duco, (Vorstelijke pijpen), Leiden, 1992, p 48-55, nr 125-145.

[7]      Don Duco, ‘Alphen als concurrent van de Goudse pijpmakers’, Pijpelijntjes, X-4, 1984, p 11, afb 39.

[8]      Don Duco, ‘Een bijzondere persvorm voor een Oranjepijp’, Leiden, 1993.

[9]      Duco, Bronnen Gouda, 03-03-1898. De lijst vermeldt een groot aantal persvormen en ander gereedschap. Van de vormen komen er twee in aanmerking: model 396 prins Willem of model 686 gesneden.

[10]    W. Krommenhoek & A. Vrij, Kleipijpen, drie eeuwen Nederlandse kleipijpen in foto's, Amstelveen, z.jr., p 254. Dit exemplaar.

[11]    Duco, (Oranjepropaganda), Leiden, 1992, p 44, afb 40. Dit exemplaar. Duco, (Vorstelijke pijpen), 1992, p 52, nr 136. Dit exemplaar.

[12]    Tentoonstellingstournee "Ik rook Oranje" en "Vorstelijke Pijpen", 1992-1993 (Rijksmuseum Paleis Het Loo, Apeldoorn; Niemeyer Tabaksmuseum, Groningen; Pijpenkabinet, Leiden; Schielandshuis, Rotterdam; Westfriesmuseum, Hoorn en Breda's Museum, Breda). Wervik, Tabaksmuseum, tentoonstelling "Tabak & Vorsten", 1994.

Postscript

Over de persvorm schreef Don Duco meerdere artikelen. De eerste is Een bijzondere persvorm voor een Oranjepijp, Leiden, 1993, waarin een Goudse persvorm uit de jaren 1770 wordt besproken. In Honi soit qui mal y pense, een prestigieuze persvorm teruggevonden (Amsterdam, 2008) wordt een bovenmaatse persvorm van Goedewaagen behandeld. Het artikel met als titel Vormmakersgereedschap uit Kortrijk, een vondst van onschatbare waarde (Leiden, 1991) is een inleiding over de techniek van het vormmakersambacht in België.