The aftermath of the figure pipe, recent portrait pipes between clay and ceramics
Auteur:
Don Duco
Original Title:
De nadagen van de figuurpijp, recente portretpijpen tussen klei en ceramiek
Année de publication:
2011
Éditeur:
Stichting Pijpenkabinet
Description :
Article about the twentieth century figural pipe in the style of the nineteenth century French industry, but produced on a small scale.
Tabakspijpen worden vaak als een traditioneel en dus betrekkelijk onveranderlijk artikel gezien. Dat is maar ten dele juist want rookgerei kan ook bijzonder modieus zijn. Talloze tabakspijpen zijn als een trendgevoelig artikel ontworpen en daardoor maar een beperkte periode geliefd. Vervolgens dicteert de mode dat het tijd is voor iets nieuws. Verschillende modegrillen zijn al eens in een afzonderlijke artikel aan bod gekomen. Een van de meest karakteristieke is de negentiende eeuwse Franse figuurpijp, waaraan ik samen met Benedict Goes een uitgebreide webpresentatie wijdde.[1] Deze bijna mondiale rage blijft zelfs van invloed op het rookgerei van de periode erna.
In dit artikel wil ik een reeks pijpen de revue laten passeren die een direct gevolg zijn van de Franse figuurpijp. Alle voorbeelden grijpen terug op het oorspronkelijke negentiende eeuwse Franse product maar naarmate de datering recenter is staan zij verder van de figurale pijp af. De hier behandelde pijpen zijn uit klei gemaakt, al verschillen de technieken zo sterk waardoor zij niet meer als kleipijp gekwalificeerd kunnen worden, maar meestal tot de categorie keramiek behoren. Een ander belangrijk kenmerk is ook dat geen enkele van de recente makers met zijn producten een rage heeft kunnen ontketenen. De hier besproken pijpen passeren in chronologische volgorde de revue, steeds gegroepeerd naar stijlkenmerken en vervaardigingswijze. Zij zijn illustratief voor het veranderingsproces in de figuurpijp over de tijdsspanne van een eeuw.
Tot en met de Eerste Wereldoorlog
Aan het begin van de twintigste eeuw zet de mode van de Franse figuurpijp zich op beperkte schaal voort. De portret- en figuurpijpen die na het jaar 1900 tot stand komen zijn het sluitstuk van de zo belangrijke negentiende eeuwse Franse pijpenmakerijen. Voorbeelden van figuurpijpen uit de gevestigde fabrieken, uitgevoerd in de kenmerkende stijl, tonen de hoofden van Krüger of de Amerikaanse presidenten Bryan en Taft (afb. 1). Ook een serie historische staatslieden uit Canada behoort hiertoe. Het uitbreken van Eerste Wereldoorlog vormt echter de cesuur in deze traditie. De nog bestaande Franse fabrieken werken op een laag pitje door, maar initiatieven voor nieuwe ontwerpen komen niet tot stand. De toonaangevende firma Gambier wordt zelfs geheel ontruimd en tot ziekenhuis ingericht. Daar ligt de productie dus volledig stil. Verschillende andere pijpenfabrieken zijn eveneens gevestigd in het Frans-Belgische grensgebied waar la Grande Guerre het hevigst is. Het mag duidelijk zijn dat het politieke klimaat voor nieuwe scheppingen niet bijster geschikt is.
Het fenomeen figureren is bij kleipijpen vanaf 1830 echter zo populair geweest dat het niet van de ene op de andere dag kan verdwijnen. Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog zien we naweeën, doch niet in de bekende Franse fabrieken maar elders. In België bijvoorbeeld ontstaan tijdens de Eerste Wereldoorlog nog enkele portretpijpen volledig gemaakt in de stijl van de Franse figuurpijp. Een prachtig voorbeeld daarvan toont het hoofd van generaal Joffre, uitgebeeld als gezaghebbende legeraanvoerder met tweekante steek op het hoofd (afb. 2). De manchetpijp van Joffre is qua modellering volmaakt en kan rivaleren met producten uit de beste Franse fabrieken van een generatie eerder. In details vertoont deze portretkop echter enkele atypische kenmerken, zoals een iets zwaarder maaksel dat laat zien dat de fabrikant geen fragiel product meer wilde afleveren. Daarnaast heeft de pijpaarde uit Andenne nooit de fijnheid van de Franse klei, terwijl ook de afwerking van de pijp minder fraai is. Zo is het schildermail met zijn prachtige glanzende uitstraling vervangen voor verf op oliebasis.
Een ander voorbeeld van vroeg twintigste eeuwse figuratie in de Franse stijl maar van Belgische makelij is het portret van koning Albert I (afb. 3). Dit koningsportret wordt onder de Belgische royalisten een geliefd product en meerdere fabrieken brengen een Albertpijp uit. Zelfs een klein bedrijf als dat van Daniël Verheijlewegen eert de koning met een fors uitgevoerde manchetpijp (afb. 4). Hij voegt daar zelfs een bijbehorend portret van koningin Elisabeth aan toe (afb. 5). Helaas blijken deze verdienstelijke scheppingen de laatste ontwerpen in de traditionele perstechniek. Na deze portretpijpen, die overigens tot in de jaren 1930 worden gemaakt, zijn door de traditionele pijpenmakerijen geen nieuwe figuurpijpen meer ontworpen.
In Frankrijk komt een nieuwe impuls voor de portretpijp uit een andere hoek. Twee beeldhouwers ontwerpen tijdens de Eerste Wereldoorlog pijpen die er uitzien als handgevormde sculptuurtjes en die onder de naam le Poilu op de markt komen (afb. 6, 7). Voorgesteld zijn tronies van frontsoldaten compleet met kepie zoals die tijdens de Eerste Wereldoorlog in de loopgraven vochten. Het zijn prachtig gemodelleerde portretten die van een groot naturalisme getuigen. De klei is soms crème tot rossig of zelfs blauwachtig van tint met een fijne structuur en hoge porositeit. Niet verwonderlijk dat het om aangename rookpijpen gaat die na langer gebruik ook nog prachtig doorrookten. Deze zogenaamde pipe des tranchées ofwel loopgravenpijp is echter te luxueus vormgegeven om daadwerkelijk in het veld te roken. Zij zal eerder bedoeld zijn voor de mannen die niet in actieve dienst waren. Behalve als adhesiebetuiging aan hun helden kan de verkoop ook een fondswervend karakter hebben gehad.
De meest bekende soldatentronie is van de beeldhouwer Jacques Loysel, wiens portretkop (afb. 6) in drie formaten werd uitbracht. De grootste twee kwamen in 1915 tot stand, de kleinste versie werd in 1916 op de markt gebracht. Een andere karakterkop is door de beeldhouwer Gustav Obiols gemaakt. Deze kop is wat kleiner terwijl ook de modellering minder realistisch is (afb. 7). Dat de makers hun producten serieus nemen blijkt ook uit de uitgebreide signaturen en het gestempelde tekstmerk "DEPOSE". De kop van Loysel wordt in latere tijd door de firma Bonnaud uit Marseille gekopieerd in opdracht van de pijpenwinkel Au Caïd in Parijs (afb. 8).
Naast deze semikunstproducten bestaat er nog de meest artistieke loot die ook al tijdens de hoogtijdagen van de Franse figuurpijp op kleine schaal bestond: de pijp door de beeldhouwer vormgegeven als kleinsculptuur en op de markt gebracht als een uniek kunstwerkje. Als voorbeeld daarvan wordt een aan de Jugendstill ontleend ontwerp van de kunstenaar Henri Poublan afgebeeld (afb. 9), een unieke schepping geheel uit de hand gemodelleerd in een fijne maar chamotterijke pottenbakkersklei. Exclusiviteit en prijs maken dat dergelijke miniatuursculpturen voor de fijnproever bestemd waren en de trots van de kunstenaar wordt tot uitdrukking gebracht in de signatuur, in dit specifieke geval inclusief het bijgeplaatste jaartal.
Een ander initiatief en beter passend in het tijdsbeeld is afkomstig uit Quimper en stamt uit de fabriek aangeduid met Faiencerie D'art Breton. Zij brengen twee typisch twintigste eeuwse portretpijpen op de markt afgeleid van de Franse manchetfiguurpijp. Het gaat niet om pijpen gemaakt in een perstechniek maar om gegoten exemplaren uit een gipsvorm die een holwandige ketel hebben. De portretten tonen wat boers weergegeven karakterkoppen in lokale dracht: een man met gerande hoed (afb. 10) en een vrouw met kanten muts (afb. 11). Duidelijk is dat het verruilen van de perstechniek voor die van gieten grote invloed op de vormgeving had. De scherpte van de metalen persvorm maakte plaats voor de zachte lijnen van het gietwerk. Daarnaast zorgde de kleurige glazuurbeschildering voor een totaal andere uitstraling. De pijp was bedoeld voor de lokale souvenirverkoop.
Samenvattend kunnen we concluderen dat bij de Franse fabrieken van kleipijpen de gewoonte om gestaag figuurpijpen te ontwerpen tijdens de Eerste Wereldoorlog uitsterft. Wel continueert de productie van figuurpijpen uit bestaande persvormen. Nieuwe ontwerpen ontstaan in die fabrieken nog maar zelden. Tegengesteld aan dit Franse patroon leeft de figuurpijp in België tijdens de Eerste Wereldoorlog juist iets op. In de Maasstreek komen nog enkele spraakmakende portretkoppen tot stand die langere tijd het assortiment zullen bepalen. Daarnaast ontdekken beeldhouwers en keramisten de figuurpijp als bijverdienste. We onderscheiden drie soorten: het serieproduct uit een druk- of persvorm, de unieke handvormpijp en de gietpijp al dan niet geglazuurd.
Het interbellum
Tussen de twee Wereldoorlogen schuift de figuratie van de pijp verder naar de achtergrond. Omdat het modegevoel door streamline en industrial design bepaald wordt, is de roker niet langer ontvankelijk voor een figurale uitbeelding. Hoewel klei als materiaal onverminderd geschikt blijft voor een tabakspijp, heeft de consument zijn interesse daarvoor verloren. De belangstelling verlegt zich naar andere materialen, zoals de moderne bruyèrepijp met zijn strakke vormgeving. Wanneer de roker toch een kleipijp prefereert, blijkt dit vaak een teleurstelling. De kleipijpen die nog op de markt zijn verminderen snel van fijnheid en porositeit waardoor het rookcomfort terugloopt. Direct gevolg is dat de vakkennis van het vormmaken verdwijnt, een onherroepelijk verval.
In het interbellum leeft de figuurpijp slechts op zeer beperkte schaal voort. Individuele ambachtskunstenaars, vaak ceramisten, kiezen er soms voor om in de tabakspijp hun figurale vormgevingsgevoel te uiten. Een mooi voorbeeld daarvan is een pijpenkop gemodelleerd naar de natuur die een zittende beer voorstelt (afb. 12). De vormgeving is niet alleen buitengewoon kunstig, maar ook de technische eigenschappen kloppen terwijl de klei goed absorberend is. Een tweede dierfiguur in de vorm van een liggende vis (afb. 13) schiet echter volledig aan zijn doel voorbij. Deze pijp is meer een curieus boetseerwerkje dan een kunstvoorwerp en mist bovendien zijn gebruikseigenschappen. De pijp is te kort van steel, heeft een oncomfortabel mondstuk en een ondiepe, slecht gevormde ketel. Een dergelijk maaksel is voor de serieuze pijproker ongeschikt. Overigens geldt voor beide pijpen dat zij niet echt praktisch zijn omdat de vormgeving de gebruiksfunctie te sterk overheerst. De consument hiervoor zal zich hoogstens door de wonderlijke curiositeitswaarde hebben laten overhalen.
Naast volledig met de hand geboetseerde kunst- of kitschpijpen komen tussen de twee Wereldoorlogen ook tabakspijpen tot stand die in kleine series gemaakt worden. Illustratief daarvoor zijn twee pijpen met het borstbeeld van een monnik (afb. 14, 15). Ook hier is van een volsculptuur sprake en dreigt de pijp zijn functionaliteit te verliezen. Het kniestuk van de geestelijke is in zijn geheel weergegeven, doch de pijpenkop wordt slechts gevormd door de kroes in zijn arm, een originele oplossing al is eerder een zonderling object ontstaan dan een handige gebruikspijp. Het geheel is in ieder geval te zwaar om bruikbaar te zijn. Toch is deze pijp in serie gemaakt met behulp van een ingenieuze meerdelige drukvorm. Aantrekkelijk aan deze voorwerpen is het bijzondere baksel, waarin de klei deels gesmoord is en prachtige kleurschakeringen heeft gekregen. Uiteraard gaat het om een beperkte oplage met een geringe verspreiding.
Naast de besproken handvorm en semi-handvorm wordt de giettechniek tijdens het interbellum toegepast. Als voortvloeisel van het kunstaardewerk verlegden kort na 1900 enkele Goudse pijpenfabrieken hun aandacht van de gekaste pijp naar die van gietklei, voorzien van een transparante glazuur. In die productielijn vinden we ook enkele figuurpijpen. Karakteristiek voor de gietpijp is de ronde, zachte vorm veroorzaakt door het snel verzepen van de gietvorm nog versterkt door het stroperige, vormverhullende glazuur. Scherpe modellering is per definitie onmogelijk waardoor een figurale uitbeelding weinig expressief wordt. De eerste golf portretpijpen stamt uit de beginjaren van de twintigste eeuw. Tegen het jaar 1930 wordt deze lijn opnieuw opgepakt met enkele nieuwe ontwerpen. Een eenvoudige portretpijp toont het gezicht van de beroemde bokser Gène Tunney (afb. 16).
Ook na 1930 duiken bij enkele pijpenfabrieken nieuwe voorbeelden van figuurpijpen in de giettechniek op. Een bijzondere gietpijp van de Koninklijke Goedewaagen toont het portret van de politicus en journalist Georges Clemenceau (afb. 17) in de zogenaamde baronite ofwel holwandige uitvoering. Dat systeem biedt twee voordelen: extra koeling en het comfort van weinig gewicht. Bovendien is de relatie tussen de binnen- en de buitenvorm verdwenen zodat de vormgeving vrijer kan zijn. De pijp wordt afgewerkt in zogenaamde calciné kleuren, die refereren aan een ingerookte meerschuim pijp. Andere figuurpijpen in dezelfde stijl zijn de hoofden van drie Amerikaanse presidenten door Goedewaagen, ontworpen in 1933 (afb. 18). Qua uitstraling staan deze pijpen ver af van de oorspronkelijke Franse figuurpijp en dat was ook nodig om aan te sluiten bij de mode van dat moment. Het commercieel succes van de presidentenserie is overigens niet gering geweest en de verkoop heeft nog tot na 1960 doorgezet.
Een variant op de succesvolle Goudse gegoten portretpijpen toont een sportman (afb. 19), vermoedelijk uit een Engels ceramisch bedrijf. De pijp heeft een buitengewoon sprekende vormgeving met subtiele art-deco kenmerken die wijzen op een datering tussen 1925 en 1935. Aantrekkelijk is het prachtige craquelé van het glazuur dat technisch overigens eerder een mankement is dan een bewuste keuze. De haarscheuren kunnen het risico geven dat de pijp tijdens het roken gaat lekken. De luxe van deze tabakspijp spreekt ook uit de sterling zilveren montage en het hoogwaardige caoutchouc van het mondstuk. Toch moet het om een product met een kleine oplage gaan, een tweede exemplaar ben ik zelfs na veertig jaar nog altijd niet tegengekomen.
Een wonderlijke eenling maar met een perfecte aansluiting bij de traditie van de Franse figuurpijp is de karikaturale portretpijp van een man met op de steel het opschrift "OOME KEESJE" (afb. 20). Deze pijp is opgedragen aan een bekende Nederlandse hoorspelfiguur en sluit aan bij een semiculturele hype. Opnieuw gaat het om een beperkte oplage die tot stand is gekomen bij een keramist maar die wel een mooi getroffen uitbeelding schiep. Vermoedelijk is het product in Amsterdam gemaakt.
Vergelijkbaar met de holwandige portretpijp is het werk van de Franse beeldhouwer Marcel Bouraine die rond 1940 een reeks ceramische pijpen op de markt brengt. Naast enkele karakterkoppen zoals het portret van een Chinees (afb. 21) ontwerpt hij in 1941 een pijp met het borstbeeld van maarschalk Pétain (afb. 22). Ook bij Bouraine is sprake van gietpijpen met holle tussenruimte, al wordt geen glazuur toegepast. Om naamsbekendheid te verwerven worden kwistig merken gestempeld inclusief een verwijzing naar de maker. Deze merken moeten de consument erop wijzen dat hij met een serieus product van doen heeft. Een geweldig verkoopsucces leverde dit werk niet op, hetgeen niet verwonderlijk is want het ongeglazuurde oppervlak van de pijp had geen luxe uitstraling.
Tijdens het interbellum is de keuze aan figuurpijpen beperkt. De gangbare geperste portretpijp is uit de gratie en geniet nog nauwelijks aftrek. Speciale nieuwe ontwerpen komen hiervan niet meer tot stand. Binnen het ruime assortiment gietpijpen dat enkele gevestigde Goudse fabrieken leveren, zit een enkele portretpijp. Verder komen op veel plaatsen figurale pijpen tot stand gemaakt door individuele ceramisten. Dit kunnen gietpijpen zijn, soms gaat het ook om handgevormde tabakspijpen in een zeer wisselende kwaliteit. Zo worden hoogwaardige kunstproducten als een handgevormde beer aangeboden naast eenvoudig seriewerk in uiteenlopende vormgeving en afwerking. Begrijpelijkerwijs vinden dergelijke individuele initiatieven door het uitblijven van commercieel succes geen vervolg. Omdat de gekaste figuurpijp grotendeels van de markt was verdwenen, valt de categorie alternatieve pijpen in de jaren 1930 echter meer op. Bovendien bleef dankzij hun hoge curiositeitswaarde een relatief groot aantal exemplaren bewaard. Over het geheel genomen is de productie echter beperkt geweest en een hechte ontwikkeling valt aan deze producten zeker niet af te lezen. Eerder spreekt een grote variatie die illustratief is voor het individualisme van de makers.
Na de Tweede Wereldoorlog
De tijd van en vooral na de Tweede Wereldoorlog brengt een grote verandering in het rookgedrag. De belangstelling voor de sigaret overvleugelt het pijproken definitief. Voor de sterk teruggelopen categorie pijprokers is de bruyèrepijp nu het belangrijkste rookinstrument. Producten van alternatieve materialen zijn slechts assortimentsaanvullend en alleen in de speciaalzaak of op bijzondere locaties verkrijgbaar. De figuratie van de tabakspijp is definitief voorbij. Bij wijze van uitzondering zijn gelukkig nog enkele onverwachte initiatieven te melden met soms een buitengewoon bijzonder resultaat. Zij zorgen incidenteel voor een kleine opleving in de aandacht voor de figuurpijp.
Sterk in de lijn van het artisanale maaksel ontstaan kort na de Tweede Wereldoorlog portretpijpen van politici als Stalin, Roosevelt, Churchill (afb. 23) en Montgomery (afb. 24). De vrolijke noot in deze serie is een portret van de stripfiguur Popeye the Sailorman (afb. 25). Het gaat om met de hand gedrukte pijpen die vervolgens uitgebreid zijn nagemodelleerd. Primitief aan deze pijpen is de massieve kleisteel die de producten wat armoedig en vooral breekbaar maakt. Daarentegen zijn de portretten van de uitgebeelden prachtig getroffen en zij worden al snel het praatstukje van de roker die zijn enthousiasme over de bevrijding wil uitdragen. Ondanks de signatuur, die bij alle producten op de steel staat, is de maker nooit getraceerd. Toch moet de verkoop fors geweest zijn hetgeen door het aantal bewaard gebleven exemplaren wordt bewezen.
Na deze opmerkelijke serie verlegt men de aandacht definitief van de perstechniek naar het gietprocedé. Dat is niet verwonderlijk want het maken van een metalen persvorm wordt het grote struikelblok omdat dit ambacht bij gebrek aan vraag in de jaren 1930 volledig was uitgestorven. In de nog doorwerkende pijpenfabrieken worden de oude persvormen geleidelijk opgebruikt maar van vervanging is geen sprake meer. Het geringe aantal figuurpijpen dat nog wordt geleverd perst men in afgereden vormen en heeft iedere charme verloren. Dit artikel vindt alleen als curiositeit aftrek. De matige afwerking maakt dat de roker de gekaste figuurpijp niet meer serieus neemt.
Nog voor 1950 ontstaan twee treffende keramische figuurpijpen die tot de categorie kunstproducten behoren. Het gaat om portretten van Edouard Herriot (afb. 26) en Jean-Paul Sartre (afb. 27). Hoewel in serie gemaakt vallen beide pijpen op door een prachtige modellering. De kop van Herriot laat subtiele vormovergangen zien en is het lichtst. De pijp van Sartre heeft juist scherpe lijnen met een groot contrast naar het glad afgewerkte oppervlak. Ook de signaturen op beide pijpen benadrukken het aspect kunstvoorwerp. Maker is de keramist Jerry, waarover verder geen gegevens bekend zijn. Deze pijpen worden exclusief bij de pijpenwinkel Au Caïd in Parijs verkocht en vinden vooral onder studenten van de Sorbonne aftrek. Met deze scheppingen keert de figuurpijp als praatstuk en als statement terug in de academische kringen, zij het eerder als een rariteit dan als een rage.
In 1963 zien we opnieuw een poging om met een serie figuurpijpen de markt te veroveren. Het gaat om gegoten tabakspijpen voorzien van het merk Hermel, gemaakt in Cannes aan de Côte d’Azur. Er bestaan vijf variaties waarvan Marianne (afb. 28) en een liftboy (afb. 29) het meest specifiek zijn. Verder is er een baardman die al gauw als Jacobpijp doorgaat en zelfs in twee formaten wordt geleverd. Hoewel deze serie pijpen als serieus gebruiksvoorwerp bedoeld is, blijkt de uitvoering te armoedig om de eigentijdse roker aan te spreken. De magere vormgeving en de korrelige, ruwe scherf is de reden dat het product niet aanslaat, in combinatie met de goedkope montage. Niet verwonderlijk dat de productie al snel stopt en de verkoop gaat zo traag dat de modellen vijftien jaar lang uit voorraad leverbaar blijven. Slechts een enkel exemplaar is intensief gerookt en aardig genoeg krijgt de pijp dan hetzelfde uiterlijk als de doorgerookte negentiende eeuwse figuurpijp met schilderemail.
Een artistiek hoogtepunt wordt gevormd door twee presidentpijpen met portretten van De Gaulle (afb. 30) en Pompidou (afb. 31) die unieke tijdsuitingen zijn. De ontwerpen worden in 1970 door Marcel Giraud gemaakt op verzoek van de illustere pijpenverzamelaarster Madame de Westphalen. Het kunstaspect wordt benadrukt doordat iedere kop een ingekraste signatuur draagt voorzien van het nummer van de oplage, die per model 40 exemplaren bedraagt. Hoewel het gaat om een artikel voor de pijpenverzamelaar zijn de pijpen in technisch opzicht optimaal bruikbaar. Beide producten zijn zover gestileerd dat de voorgestelden feitelijk uitsluitend door hun meest in het oog springende kenmerk gekarakteriseerd worden. Zonder karikaturaal te worden is het gezicht van De Gaulle bijvoorbeeld gereduceerd tot zijn forse neus en zijn veelgedragen kepie, terwijl de lijn van de ketel zich op buitengewoon elegante wijze in de steel voortzet. De toepassing van reactief glazuur maakt deze ceramische scheppingen tot ware kunstwerkjes steeds met andere tinten. Nooit eerder is de giettechniek die weinig details toelaat zo geslaagd toegepast. Giraud maakte overigens nog meer figuurpijpen zoals de kop van een kat (afb. 32) en enkele portretten. Zij werden echter nooit populair en raakten snel in de vergetelheid.
Eveneens in serie gemaakt maar weer sterker artisanaal zijn fijngevoelige tabakspijpen met bescheiden gezichtsuitdrukkingen gemaakt door een nog onbekende ceramist (afb. 33). Ook zij stammen uit de werkplaats van een kunstpottenbakker en de tijd van ontstaan wordt buitengewoon goed in de vormgeving uitgedrukt. Hun figurale aspect is bescheidener maar dankzij de lichtgewicht uitvoering gaat het wel om bruikbare rookpijpen. Een minpunt is dat dit product tamelijk kwetsbaar is en slecht tegen een stootje kan. Het artistieke aspect wordt ook benadrukt door de signatuur van de maker en de vermelding van de oplage.
In kringen van kunstnijveraars verschenen in de jaren zestig en zeventig talloze eenlingen. Een wonderlijk artistiek product van een onbekende Belgische kunstenaar heeft een grote bekervormige pijpenkop die aan de voorzijde de uitdrukking van een gelaat kreeg (afb. 34). De buitenzijde werd besmeten en daardoor kreeg de pijp een prachtige uitstraling, het werd de betonbrut onder de ceramieksoorten. Ingenieus en onverwacht is ook het korte rieten roer. Het is een geschikt product voor de kunstnijverheidwinkel uit die periode waar weinig aandacht was voor de gebruiksfunctie want voor de roker is deze pijp absoluut te zwaar. Een ander voorbeeld is tamelijk minutieus geboetseerd en toont langs de onderzijde van de ketel een liggende vrouw met uitbundige tatoeages op het lichaam (afb. 35). Voor de periode van ontstaan een tijdseigen onderwerp waarbij ook hier de signatuur het kunstaspect onderstreept. Helaas ging de naam van de maker verloren. Een derde voorbeeld (afb. 36) is meer de bozzetti onder de figurale koppen: een vlot geboetseerd vrouwenportret met een negentiende eeuws silhouet maar in een moderne schetsmatige uitvoering. Deze drie tabakspijpen tonen de uiterste mogelijkheden in keramiek en zijn een greep uit de vele tientallen pijpen die door ceramisten of liefhebbers zijn gemaakt en op onverwachte plaatsen verkrijgbaar waren.
Tussen 1945 en 1975 is geen reguliere productie van figuurpijpen meer. De laatste traditionele pijpenfabrieken leveren nog wel exemplaren uit oude persvormen die de curiosa van het assortiment uitmaken maar nauwelijks omzet oogsten. De enige commercieel bedoelde productielijn door Hermel opgezet met armzalig uitgevoerde, simpel gemodelleerde gietpijpen komt niet op gang en dat is begrijpelijk. Voor de naoorlogse roker zijn dergelijke tabakspijpen te armoedig. De mooiste scheppingen ontstaan echter door de bevlogenheid van enkele ceramisten die hun wens uitvoeren om een bijzondere pijp te creëren. Voor geen van deze personen werd de pijp een bron van bestaan, het bleef steeds bij incidentele voorwerpen in een kleine oplage, doorgaans zelfs voor verspreiding in eigen kringen. In de toekomst zullen nog tal van dergelijke tabakspijpen tevoorschijn komen, die het stijlgevoel van die periode facetteren, maar de geschiedenis van de figurale pijp niet verder uitdiepen.
De nieuwe tijd
In het laatste kwart van de twintigste eeuw loopt de gewoonte van het pijproken nog sterker terug. De categorie pijprokers vergrijst en voor die wat starre doelgroep hoeft geen nieuw product meer te komen. Toch blijft het figureren van tabakspijpen niet buiten beeld. Ceramisten en kunstpottenbakkers, maar ook verzamelaars tonen met een zekere regelmaat belangstelling een figuurpijp te ontwerpen.
Eigentijds en onder rokers tamelijk bekend zijn de scheppingen van de pottenbakker Gérard Prungnaud uit Saint-Quentin-la-Poterie. Zijn eerste tabakspijpen stammen uit 1978 en hij werkt nog tot de dag van vandaag door. Toch vallen zijn pijpen in de categorie alternatief rookgerei. De gebruikte klei is geparenteerd aan porseleinaarde, die minder poreus is dan pijpaarde en dus vochtiger rookt. Ook het holwandige systeem dat door talloze eerdere makers werd toegepast, wordt door Prungnaud niet gebruikt, waardoor de pijpen voor veel rokers te zwaar zijn. Qua onderwerp zijn de scheppingen van Prungnaud weinig vernieuwend. Hij is eerder de ceramist met een smetteloos afgewerkt product dan een vormkunstenaar of iemand die met bijzondere technieken of glazuren werkt. Zijn figuraties zijn technisch knap uitgewerkte stileringen maar de ontwerpen vinden we altijd terug in bestaande pijpen van klei, hout of meerschuim. Overgenomen voorbeelden uit de categorie meerschuim maar naar eigen vormgevingsprincipes gemodelleerd zijn de kop van een haan (afb. 37) of een olifant (afb. 38). Daarnaast zien we onderwerpen als de inmaakpot, de druiventros of een eikel in de dop die al een eeuw eerder bij Zuid-Franse pijpenmakers in productie waren.
In de jaren 1970 ontstaat in de kring van de pijpenverzamelaars opnieuw een belangstelling voor de figuurpijp. Dan is het niet het verstrekken van een opdracht aan een kunstenaar zoals Madame de Westphalen deed, maar meer het zelf experimenteren. Die stroom zien we op meerdere plaatsen. De Amsterdamse verzamelaar Fred Tymstra werkt in de jaren 1970 een pijpenkop uit in de vorm van een Turkenhoofd (afb. 39). De belangstelling om de ceramische technieken te leren beheersen ligt aan deze schepping ten grondslag. Een artistiek product kwam echter niet tot stand en door de dikwandigheid is ook de bruikbaarheid van de pijp maar matig.
Een vergelijkbaar initiatief komt van de Utrechtenaar Ferry Kneefel. Eind jaren zeventig groef hij met zijn gezin op de stort van de fabriek van Gambier in Givet en raakte geobsedeerd door de Franse figurale kleipijp. Ook daar was het zijn technische belangstelling die hem leidde naar het zelf willen scheppen van figuurpijpen. Kneefel werkte vijf figurale tabakspijpen uit die zijn artistieke capaciteiten en zijn passie voor de kleipijp duidelijk tonen. De eerste en meest geslaagde toont het portret van Louis de Funès (afb. 40), een bruikbare tabakspijp, al is de ketelinhoud voor pijproker rond 1980 wel wat oversized. Dat inspiratie en figuratie hand in hand gaan wordt bewezen door een eenmalige portretkop van minister Drees, uit de losse hand geboren uit een portretpijp van De Funès (afb. 41). In dat product toont Kneefel dat hij treffend kan modelleren.
Zijn twee meest bekende portretkoppen tonen koningin Beatrix (afb. 42) en prins Claus (afb. 43).[2] Bij Beatrix introduceert hij de holwandige ketel. Naast de succesvolle Oranjepijpen werden nog ontwerpen gemaakt van Yasser Arrafat (afb. 44) en Ollie B. Bommel (afb. 45). Beide pijpen zijn echter niet in productie gekomen. Vooral het laatste ontwerp beloofde een prachtige pijp te worden maar deze bleef in het proefstadium steken. Commercieel vuur kwam bij deze hobby niet te pas en zo doofde de belangstelling geleidelijk. De technische interesse van Kneefel ging overigens zo ver, dat hij voor zijn meest geliefde portretpijp zelfs een messing persvorm liet maken. Dat proces werd op video vastgelegd.
Vergelijkbare initiatieven zien we bij onze zuiderburen waar het overigens niet de verzamelaars maar vooral de rokers zijn die pijpen ontwerpen. Roger Clique haalde het Guinness World Book of Records met een grote figuurpijp met een oneindig lange steel. Daarnaast maakte hij ook gewone kleipijpen in de sfeer van duivels en demonen (afb. 46). Zijn werk werd tien jaar later nagevolgd door de pottenbakker Jacques Wattijne uit Ellezelles in België. Zijn monsterkoppen ogen minder curieus en zijn voor geen doelgroep geschikt (afb. 47). Voor de verzamelaar zijn deze portretkoppen onvoldoende artistiek, terwijl de producten als rookpijp te zwaar zijn. Nog iets later bracht de startende pijpenmaker John Hinds een gezichtpijp uit als variant op zijn assortiment gladde kleipijpen (afb. 48). Dat dit product geen succes is geworden kan iedereen begrijpen. Met als doelgroep de pijpenverzamelaar maar nog wel afkomstig uit een oorspronkelijke pijpenfabriek is de schepping van Pascal Léonard, eigenaar van de gelijknamige pijpenmakerij in Andenne (afb. 49). Hij ontwierp in 1999 een kerstpijp in de stijl van de traditionele figurale manchetpijp. Het product, gemaakt in een gipsvorm, wordt in een gelimiteerde oplage uitgebracht en is opnieuw bestemd voor de pijpenverzamelaar. Een leuke inventie is de bij deze pijp geleverde pijpenstopper in de vorm van een brandende kaars. Emailaccenten in de stijl van de Franse figuurpijp maken deze combinatie extra aantrekkelijk.
De artisanale pijp herleeft ook nog in Italië. In Florence lanceert een pijpenmaker oude stijl nog een figuurportret die de naam Leonardo meekrijgt (afb. 50). In uitvoering wijkt dit portret nauwelijks af van de negentiende eeuwse figuurpijp al is de steelaanzet vereenvoudigd. In een andere werkplaats worden gezichtpijpen gemaakt met portretten van karikaturale oude lieden in frisse ceramiek opgeschilderd in heldere kleuren (afb. 51). Het gaat om een origineel product dat goed verkoopt maar niet langer aan de roker maar als curieus geschenkartikel. Merkwaardig is de holwandige figurale pijpenkop in de vorm van een mansportret (afb. 52). In vormgeving en uitstraling mikt deze pijp op de meerschuimroker maar de maker weet deze doelgroep slecht te bereiken.
In Engeland werkte de ceramiste en pijpenverzamelaarster Heather Coleman aan figuurpijpen. Hoewel haar interesse voor de kleipijp op vergelijkbare wijze als bij Kneefel uit het verzamelen van historische pijpen voortkwam, zijn haar producten totaal anders. We herkennen een duidelijke tweestroom waarvan de oudste reproductief is en figuurpijpen toont die rechtstreeks zijn afgekeken van bestaande kleipijpen. De Jonaspijp (afb. 53) en een giant bekend onder de naam Father Christmas (afb. 54) zijn hiervan de bekendste voorbeelden. Dankzij de eigen signaturen kunnen deze pijpen in de toekomst overigens nooit voor kopieën doorgaan. Voor de pijpenverzamelaar het meest aantrekkelijk is een reuzen Jacobpijp uitgebracht in een gelimiteerde oplage (afb. 55). Bij verzamelaars van kleipijpen is die pijp soms de blikvanger in hun vitrine. Ook hier is van reproductie sprake, zij het op vergrote schaal.
Daarnaast werkte Heather Coleman aan ontwerpen van eigentijdse personen zoals Michael Jackson (afb. 56), Barack Obama (afb. 57) en Terry Pratchet (afb. 58). Een adembenemende pijp is geen eigen ontwerp maar is ontleend aan de Nefertitikop in het Altes Museum in Berlijn (afb. 59). Hoewel het over de reproductie van een bestaand kunstwerk gaat, heeft de pijp een prachtige vormgeving en bovenal is deze uitgevoerd in schitterende email glazuurkleuren inclusief goudluster. Een dergelijke kop zal tussen de negentiende eeuwse maaksels van fabrieken als Blanc-Garin en Crétal-Gallard niet misstaan. En laten we wel wezen, werden ook die ontwerpen niet vaak gerelateerd aan bestaande beeldhouwwerken of grafische illustraties.
Met Prungnaud en Coleman bewijst zich dat de activiteit van het maken van figurale tabakspijpen toch over langere tijd als nevenactiviteit beoefend kan worden. Beide keramisten, de ene een roker de andere een verzamelaar, genieten al jarenlang inkomsten uit de productie van tabakspijpen al zijn zij beiden kunstpottenbakker van beroep. Daarnaast zien we de laatste dertig jaar initiële activiteiten van pijpenmakers, pottenbakkers en verzamelaars om tot figuurpijpen te komen. Dergelijke scheppingen vinden overigens zelden aansluiting bij de roker waardoor van commercieel succes nooit sprake is. Geen van de amateurceramisten is zelf pijproker waardoor het product niet in het smaakbeeld van de gemotiveerde pijproker past.
Slotwoord
Nadat de in serie gemaakte figurale pijp in de Eerste Wereldoorlog een stille dood was gestorven, blijft de figuratie van een kleipijp voor een selecte groep makers een uitdaging. Dit artikel toont aan dat in ieder decennium nieuwe figuurpijpen ontstaan. Het blijkt dat het in de twintigste eeuw ceramisten, kunstenaars of verzamelaars zijn die hun liefde voor een figuratie in een eigen schepping omzetten. Zo is door de tijd heen een gevarieerde reeks producten tot stand gekomen die balanceren tussen verzamelaarobjecten, functionele rookpijpen en prullaria. Gebruikstechnisch en in artistiek opzicht lopen deze pijpen sterk uiteen. Ook de technische benadering is heel verschillend, waarbij de perstechniek geleidelijk verdwijnt en vervangen wordt door gieten, drukken, boetseren of een combinatie daarvan. Facultatief is het toepassen van glazuur, dat op verschillende manieren gebeurt. Een adembenemend geslaagde pijp als het portret van De Gaulle overdekt met kunstglazuur vormt een schril contrast met een armoedig Hermel gezicht met enkele likjes gewone verf. Andere uitersten zijn de volmaakt strakke presidentkoppen van Goedewaagen tegenover de onduidelijke semihandgevormde duivelskoppen uit Ellezelles. Toch getuigen alle voorbeelden van een unieke scheppingsdrift, een bijzonder vormgevingsgevoel of een individuele belangstelling om een ceramisch product te lanceren. Zij vormen daarmee een uitzonderlijke reeks die de rage van de figuurpijp op een bijzondere wijze uitluiden zonder dat het er op lijkt dat deze ooit weer zal worden ingeluid.
© Don Duco, Stichting Pijpenkabinet, Amsterdam, 2011.
Afbeeldingen
- Portretpijp van president Taft. Givet, firma J. Gambier, 1906.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 3.716a - Portretpijp van maarschalk Joffre. Andenne, Joseph Heurter, 1910-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.619 - Borstbeeld van koning Albert I. Andenne, Joseph Heurter, 1915-1925.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.888 - Borstbeeld van koning Albert I. Andenelle, Daniël Verheijlewegen, 1920-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 11.962b - Borstbeeld van koningin Elisabeth. Andenelle, Daniël Verheijlewegen, 1920-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 8.516 - Uitbeelding van de poilu, een ijzervreter uit de Eerste Wereldoorlog. Frankrijk, Jacques Loysel, 1916.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 8.822 - Portret van een poilu. Frankrijk, Gustav Obiols, 1915-1918.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.925 - Portret van een poilu naar oorspronkelijk voorbeeld. Marseille, Hippolyte Léon Bonnaud, 1920-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.666 - Handgeboetseerde figuurpijp in de vorm van een zittende naakte vrouw. Frankrijk, Pau, Henri Poublan, 1906.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 1.681 - Portretpijp met borstbeeld van een man in lokale dracht. Quimper, Faiencerie D'art Breton, 1900-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 4.922 - Portretpijp met borstbeeld van een vrouw in lokale dracht. Quimper, Faiencerie D'art Breton, 1900-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.997 - Handgeboetseerde figuurpijp voorstellend een zittende beer. Engeland, 1920-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.673 - Handgeboetseerde figuurpijp voorstellend een liggende vis. Engeland, 1900-1920.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.670 - Figuurpijp van een monnik met bierpul. Engeland, 1920-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk16.674 - Figuurpijp van een monnik met bierpul. Engeland, 1920-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.675 - Gipskern voor een doorroker met het portret van Gene Tunney. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, 1928-1930.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 11.830 - Holwandige portretpijp van Clemenceau, afgewerkt in calciné uitvoering. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, 1930-1935.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 7.740 - Holwandige portretpijp van president Lincoln in witte uitvoering. Gouda, Koninklijke Goedewaagen, 1930-1940.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 5.451a - Holwandige figuurpijp van een sportman. Engeland, 1925-1935.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 4.550 - Figuurpijp met het portret van de hoorspelfiguur Oome Keesje. Nederland, Amsterdam?, 1935-1950.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.200 - Figuurpijp met het borstbeeld van een Chinees. Frankrijk, Biot, Marcel-André Bouraine, 1940-1945.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 1.682 - Portretpijp met het borstbeeld van maarschalk Pétain. Frankrijk, Biot, Marcel-André Bouraine, 1941.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 10.786 - Portretpijp met het hoofd van sir Winston Churchill. Engeland?, 1945-1950.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 4.321 - Portretpijp met het hoofd van generaal Montgomery. Engeland?, 1945-1950.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.893 - Portretpijp met het hoofd van de stripfiguur Popeye the Sailorman. Engeland?, 1945-1950.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.914 - Figuurpijp voorstellend Edouard Herriot. Frankrijk, Jerry, 1948.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.448 - Figuurpijp voorstellend Jean-Paul Sartre. Frankrijk, Jerry, 1949.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 8.726 - Gegoten portretpijp met Marianne. Cannes, Hermel, 1963-1965.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 6.622 - Gegoten portretpijp van een liftboy. Cannes, Hermel, 1963-1965.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.362 - 30. Holwandige figuurpijp met gestileerde uitbeelding van president De Gaulle. Vallauris, Marcel Giraud, 1970-1971.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 8.722a - 31. Holwandige figuurpijp met gestileerde uitbeelding van president Vallauris, Marcel Giraud, 1970-1972.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.202b - Holwandige figuurpijp voorstellend de kop van een kat. Vallauris, Marcel Giraud, 1970-1972.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.198a - Gezichtmodellering op een bekervormige pijpenkop. België?, 1960-1970.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.459 - Grote tabakspijp met gestileerd portret van een man in kunstpottenbaktechniek met besmeten oppervlak. België, 1960-1965.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 18.804 - Handgevormde pijpenkop met langs de onderzijde naakte vrouw met getatoeëerd lichaam. Duitsland, 1981.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.301 - Handgevormde pijpenkop met vrouwenportret in boetseertrant. België, 1950-1960.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.938 - Tabakspijp met ketel in de vorm van de kop van een haan. Saint-Quentin-la-Poterie, Gérard Prungnaud, 1998-1999.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.756 - Tabakspijp met ketel in de vorm van de kop van een olifant. Saint-Quentin-la-Poterie, Gérard Prungnaud, model 130, 1998.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.757 - Gietpijp met het hoofd van een Turk. Amsterdam, Fred Tymstra, 1973.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 3.834 - Portretpijp voorstellend Louis de Funès. Utrecht, Ferrie Kneefel, 1980.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.952 - Portretpijp nagemodelleerd tot portret van minister Drees. Utrecht, Ferrie Kneefel, 1980.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.955 - Portretpijp met het borstbeeld van Koningin Beatrix. Utrecht, Ferrie Kneefel, 1980.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.960 - Portretpijp met het borstbeeld van Prins Claus. Utrecht, Ferrie Kneefel, 1981.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.961 - Portretpijp voorstellend Yasser Arrafat. Utrecht, Ferrie Kneefel, 1980.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.964 - Figuurpijp gewijd aan Ollie B. Bommel. Utrecht, Ferrie Kneefel, 1980.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 12.956 - Steelpijp met duivelsportret. Harelbeke, Roger Clicque, 1977-1980.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.655 - Manchetkop met een figurale duivelskop. Ellezelles, Jacques Vandewattijne, 1995-1997.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 15.148 - Figurale tabakspijp met minimale expressie. Menen, John Hinds, 1989.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 11.193 - Figuurpijp voorstellend de Kerstman met pakjes en bijbehorende pijpenstopper in de vorm van een brandende kaars. Andenne, Pascal Léonard, 1999.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.744 - 50. Figuurpijp met het hoofd van Leonardo da Vinci. Florence, 1980-1982.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 7.719a - Portretpijp van een oude man in karikatuur, aardewerk met verf. Italië, 1984-1985.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 8.818 - Holwandige tabakspijp van een man met baard en driekante steek. Zwitserland, Monts de Corsier, A. Fontannaz, 1970-1977.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 13.997 - Reproductie van de figuurpijp met Jonas en de walvis. Exeter, Heather Coleman, Dawnmist Studio, 2000-2001.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.500 - Reproductie van de figuurpijp met Father Christmas. Exeter, Heather Coleman, Dawnmist Studio, 2001.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 16.499 - Grootformaat figuurpijp met Jacob voorzien van tulband met op het lint "JE SUIS LE JACOB DE DAWNMIST". Exeter, Heather Coleman, Dawnmist Studio, 2003.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 19.050 - Figuurpijp van Michael Jackson. Exeter, Heather Coleman, Dawnmist Studio, 2009.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.439 - Portretpijp met het borstbeeld van president Barack Obama. Exeter, Heather Coleman, Dawnmist Studio, 2010.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.438 - Portretpijp voorstellend Terry Pratchet. Exeter, Heather Coleman, Dawnmist Studio, 2010.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.953 - Portretpijp van Nefertiti met meerkleuren glazuur. Exeter, Heather Coleman, Dawnmist Studio, 2011.
Amsterdam, collectie Pijpenkabinet Pk 20.952
Noten
[1] Don Duco & Benedict Goes, De Franse figuurpijp in de negentiende eeuw, Amsterdam, 2010.
[2] D.H. Duco, De tabakspijp als Oranjepropaganda, Leiden, 1992, p 106.