$('#mast1').cycle({
delay: 2000,
speed: 3000
});
$('#mast4').cycle({
delay: 1000,
speed: 3000
});
$('#mast7').cycle({
delay: 1000,
speed: 2000
});
$('#mast10').cycle({
delay: 2000,
speed: 4000
});
Een kostbare pijp verdient het om veilig te worden opgeborgen. Dat gebeurt doorgaans in een pijpenlade of pijpenrek, die vroeger in vrijwel ieder huisgezin te vinden was. Sommige pijpen worden echter individueel weggeborgen, in een kistje of nauwsluitende foedraal. Een mooi voorbeeld daarvan is het palissanderhouten kistje met rechthoekig model dat plaats biedt aan één enkele meerschuim tabakspijp. Onder het vlakke deksel zien we vijf compartimenten. Links is een ruim en diep vak voor de meerschuim pijpenkop, ernaast en erachter zijn ondiepe vakjes voor de drie onderdelen van de ivoren steel. Uiterst rechts vooraan is weer een dieper compartiment dat voor het borgkoordje met drie kwastjes dient. De voorzijde van het kistje is voorzien van een slotje met hartvormig slotplaatje van paarlemoer. Zoals gebruikelijk is het kistje inwendig bekleed met roodbruine fluweelachtige stof zodat de onderdelen niet zullen beschadigen.
De tabakspijp die in dit kistje wordt opgeborgen is niet van een grote bijzonderheid maar kennelijk wel de lieveling van de roker. Het gaat om een betrekkelijk gewone meerschuim pijpenkop van het zogenaamde Hongaarse ketelmodel. De onderzijde van de pijpenkop is rond en gaat over in een oplopende steel met manchet. Aan de basis is de pijpenkop van een populair motief voorzien: een schelpvorm in reliëf. Dat motief bestaat uit zes omlijnde knorren en dat is op zich opmerkelijk. Gangbaar is namelijk dat dit motief uit een oneven aantal knorren bestaat zodat de middelste knor over het midden van de pijpenkop loopt. Hier is van die gewoonte afgeweken.
De pijpenkop is volgens algemeen gebruik in de negentiende eeuw voorzien van een zilveren klepdeksel. Dat deksel heeft een lensvormige bovenzijde en rust op tien balletjes die zorgen voor een gelijke luchtinlaat rondom de ketel. Het deksel klemt vast dankzij een veer waarin drie tabaksblaadjes aan een balletje te zien zijn. In de dekselring vinden we meestal de zilvermerken, in dit geval een gehalteteken "13" en het makersmerk of jaarletter "R". Ook de manchet is verstevigd en afgewerkt met een ring in zilver met gladde steelhouder en borgoogje.
Afgaande op de zilvermerken moet het om een Duits product gaan. Echter, wat vroeger vaak gebeurde is dat onderdelen uit verschillende productiecentra elders tot een complete pijp werden gemonteerd. De ruw-gedraaide kop zou bijvoorbeeld uit Oostenrijk aangevoerd kunnen zijn of zelfs uit Turkije. Ook het bijbehorende roer kan in een andere plaats gemaakt zijn, want het draaien van ivoor is immers een vak apart. Hetzelfde geldt voor het kistje, dat meer Engels dan Duits aan doet. De datering van dit voorwerp moet ergens tussen 1840 en 1870 liggen. Zeker is dat de pijp in het kistje gekoesterd is want na anderhalve eeuw ziet de tabakspijp er nog altijd patent uit.
Amsterdam, collectie Amsterdam Pipe Museum APM 19.514
< pijp met twee stroomgoden | presentatiestuk met bloedige veldslag >